ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1960 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-077

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1960
Datum uitspraak: 17-04-2012
Datum publicatie: 17-04-2012
Zaaknummer(s): 2011-077
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de tandarts het stellen van een verkeerde diagnose, het geven van een verkeerd advies en het verstrekken van onvoldoende informatie. Daarnaast wordt de tandarts verweten dat zij geen second opinion heeft gevraagd aan een andere tandarts en klager niet heeft doorverwezen. Waarschuwing.

Datum uitspraak: 17 april 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, tandarts,

werkzaam te B,

de persoon over wie wordt geklaagd,

hierna te noemen de tandarts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 21 april 2011. De tandarts heeft door middel van haar gemachtigde mr. M.J. Bos, als jurist werkzaam bij de DAS te Amsterdam, op de klacht gereageerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 21 februari 2012. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De tandarts werd bijgestaan door mr. Bos voornoemd.

2. De feiten

2.1 Klager, die nog niet zo lang in B woonde en daar nog geen tandarts had, heeft op 17 maart 2011 telefonisch een afspraak gemaakt met de praktijk van de tandarts wegens kiespijn. Op 18 maart 2011 verscheen klager (20 minuten te laat) voor een eerste afspraak in de praktijk, alwaar hij werd ingeschreven.

2.2 Onderzoek door de tandarts wees uit dat een kies (element 16) cariës had, bijna tot op het kaakbot. De tandarts heeft als gangbare behandelopties genoemd een endodontische

behandeling (wortelkanaalbehandeling) en extractie van de kies.

2.3 De tandarts heeft extractie geadviseerd (i) wegens de slechte prognose op langere termijn, met name wegens de grote kans dat bij het excaveren van de cariës in de kies geen goede aansluiting van de vulling kon worden verkregen en (ii) de hoge kosten van een endodontische behandeling en daarmee samenhangende behandelingen. Klager heeft dit advies opgevolgd. De tandarts heeft vervolgens geprobeerd de kies te trekken. Dit is niet gelukt, waardoor de tandarts vrij snel is overgegaan tot een zgn. endostart (een initiële wortelkanaalbehandeling). Vervolgens heeft de tandarts een spoedafspraak gemaakt bij de kaakchirurg in het D te E. Daar heeft klager te kennen gegeven geen extractie te wensen, waarna de kaakcirurg klager heeft terugverwezen naar de tandarts .

2.4 Klager is vervolgens naar een andere tandarts gegaan, die tot dusver de kies na diverse behandelingen heeft weten te behouden.

3. De klacht

Klager verwijt de arts, zakelijk weergegeven, het stellen van een verkeerde diagnose, het geven van een verkeerd advies en het verstrekken van onvoldoende informatie. Daarnaast wordt de tandarts verweten dat zij geen second opinion heeft gevraagd aan een andere tandarts en klager niet heeft doorverwezen.

Klager vindt dat hij recht heeft op schadevergoeding.

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop hierna zo nodig zal worden ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Het College stelt voorop dat de diagnose van de tandarts (cariës in element 16 tot bijna op het bot) juist was. Dit geldt ook voor de twee genoemde behandelopties.

5.2 Het College heeft echter enige bedenkingen bij het gegeven advies: extractie van de kies (de 16), meer in het bijzonder de voornaamste grond waarop dit advies berust: (i) de slechte behandelprognose. Zoals de tandarts toegeeft en zoals het College zelf ook inschat

zou een endodontische behandeling niet bijzonder moeilijk zijn geweest, terwijl naar het oordeel van het College voldoende maatregelen mogelijk waren geweest om een goed aansluitende vulling te vervaardigen. Volgens het College was, in tegenstelling tot wat de tandarts beweert, de prognose van element 16 niet heel slecht. Hier komt bij dat klager weerspreekt dat financiën voor hem een beletsel vormden voor het doen uitvoeren van een wortelkanaalbehandeling. Volgens klager was hij, mede omdat hij verzekerd was, wél tot betalen van deze behandeling bereid en in staat.

Wat er precies ten aanzien van dit alles tussen klager en de tandarts is voorgevallen heeft het College niet kunnen vaststellen, nu partijen elkaar op onderdelen tegenspreken. Wél is duidelijk geworden dat de communicatie over de risico’s en mogelijkheden aanzienlijk beter had gekund. Hier ligt primair een taak voor de tandarts, die zij onvoldoende vervuld lijkt te hebben. Weliswaar moet aan de tandarts worden toegegeven dat er sprake was van tijdsdruk (door de te late komst van klager), terwijl het karakter van klager op het College wat dwingend is overgekomen, maar hier staat tegenover dat de informatieplicht, zoals gezegd, primair op de professional – de tandarts – rust.

Samengevat komt het er op neer dat de tandarts de prognose te somber heeft ingeschat en onvoldoende met klager heeft gecommuniceerd over de risico’s en mogelijkheden. Op dit punt is de tandarts dus enigszins onder de maat gebleven, hoewel voormelde omstandigheden aan de zijde van klager wel een verklaring vormen voor de gang van zaken.

Het College zal volstaan met de lichtste sanctie, waarbij het College benadrukt dat er geen enkele aanwijzing is dat de tandarts uit financiëel gewin tot haar advies is gekomen. Sterker nog, de bij klager in rekening gebrachte kosten worden als zeer bescheiden beoordeeld.

Het verwijt dat de tandarts een second opninion had moeten vragen is niet juist. Daartoe was geen reden. Ook het verwijt dat de tandarts had moeten doorverwijzen wordt verworpen, nu zij voor doorverwijzing naar de kaakchirurg heeft gezorgd.

5.3 Tot slot wordt opgemerkt dat het College niet toekomt aan een beoordeling van schadevergoeding, reeds omdat het College hier niet over gaat.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:

legt op de maatregel van waarschuwing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter,

mr. E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, H.C. Teune, drs. M.M.L.F. Smulders en

drs. J.M.W. Croes, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. A.F. de kok, secretaris,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2012.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.