ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1883 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-126b
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1883 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-04-2012 |
Datum publicatie: | 03-04-2012 |
Zaaknummer(s): | 2011-126b |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de huisarts dat deze eerste hulp en medisch advies heeft geweigerd en klaagster alleen, bloedend en met veel pijn, naar huis heeft laten lopen. Klacht ongegrond. |
Datum uitspraak: 3 april 2012
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen:
C, huisarts,
werkzaam te B,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 30 juni 2011. Een aanvulling op het klaagschrift is ontvangen op 14 juli 2011. Door klaagster is voorts een brief van de arts, gedateerd 1 augustus 2011, alsmede haar antwoord daarop d.d. 5 augustus 2011 overgelegd. Namens de arts heeft mr. A.V. Rijneke, jurist, verbonden aan de Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht, verweer gevoerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Op verzoek van het College heeft klaagster een kopie van het verslag van haar consult bij haar eigen huisarts d.d. 21 juni 2011 overgelegd. Van de zijde van de arts is op 24 januari 2012 nog een verklaring van de praktijkassistentes en een huisarts i.o. ontvangen. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 7 februari 2012. Bij brief van 11 januari 2012 heeft klaagster laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. De arts is verschenen en heeft haar standpunt mondeling toegelicht. De arts werd bijgestaan door mr. S. Steegmans, jurist, verbonden aan de Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.
2. De feiten
Klaagster, is op 21 juni 2011 gevallen op het trottoir, waarbij zij verwondingen heeft opgelopen. Zij is door een glazenwasser naar de dichtbij gelegen huisartsenpraktijk D gebracht, alwaar de arts als huisarts werkzaam is. Klaagster is aldaar opgevangen en na enige tijd naar huis gelopen. Later is klaagster in consult gezien door haar eigen huisarts.
3. De klacht
Klaagster verwijt de arts dat zij klaagster eerste hulp heeft geweigerd en geen medisch advies heeft gegeven. Volgens klaagster heeft zij van de assistentes alleen enkele gaasjes gekregen en heeft de arts niet naar de verwondingen gekeken en haar alleen, bloedend en met veel pijn, naar huis laten lopen. Haar bril was in het gezicht gedrukt, waardoor er een verdikking onder het rechteroog was ontstaan, haar beide knieën bloedden hevig en er waren voorts wonden aan haar pols en handen. Omdat niemand aanbood haar naar huis te brengen, is klaagster naar huis gelopen.
4. Het standpunt van de arts
De arts heeft meegedeeld dat de assistentes klaagster, toen zij de praktijk binnenkwam, een stoel hebben aangeboden en het bloeden van de wonden, die oppervlakkig waren, met gaasjes hebben gestelpt, verbonden en met verbandnetjes gefixeerd.
De arts is door de assistentes bij patiënte geroepen, heeft haar gesproken, haar toestand beoordeeld en geconcludeerd dat een acute behandeling niet noodzakelijk was. De arts heeft geen hematoom in het gezicht van klaagster waargenomen. De arts heeft klaagster meegedeeld dat in geval van niet acute zorg patiënten overeenkomstig de afspraak binnen de huisartsengroep B worden gezien door hun eigen huisarts, tenzij er sprake is van waarneming. Een van de assistentes heeft de assistente van de eigen huisarts van klaagster telefonisch geïnformeerd en getracht contact te krijgen met personen die klaagster naar haar huisarts zouden kunnen begeleiden. Dit laatste is niet gelukt. Op het aanbod om een taxi te bellen is klaagster niet ingegaan. Klaagster heeft uiteindelijk meegedeeld zelf naar huis te lopen - zij woonde vlakbij de huisartsenpraktijk D - en thuis gekomen iemand te zoeken die haar naar haar eigen huisarts zou kunnen brengen. Er was geen medische reden om klaagster niet te laten gaan.
5. De beoordeling
5.1. Over hetgeen zich daadwerkelijk heeft afgespeeld in de praktijk verschillen partijen van mening.
5.2. De arts heeft een schriftelijke verklaring van de praktijkassistentes en een huisarts in opleiding ingebracht die de lezing van de arts grotendeels bevestigt.
5.3. Ter zitting heeft de arts nog meegedeeld dat volgens de procedure voor het verlenen van eerste hulp de assistentes de eerste opvang verzorgen en de urgentie van de situatie inschatten. Indien blijkt dat de patiënt (enige) zorg nodig heeft, wordt een van de artsen geroepen. De arts beoordeelt de situatie en neemt een besluit over de verdere gang van zaken. In geval van niet acute medische zorg wordt de patiënt, die niet in de praktijk staat ingeschreven, overeenkomstig de afspraak binnen de huisartsengroep B verwezen naar de eigen huisarts. Indien acute medische zorg noodzakelijk is, wordt direct hulp verleend, ongeacht of de patiënt in de praktijk is ingeschreven.
5.4. De procedure voor eerste hulp en het al dan niet verwijzen van een patiënt naar de eigen huisarts, zoals de arts die heeft beschreven ter zitting, is gebruikelijk te noemen en ontmoet bij het College geen bedenkingen. Op grond van hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gebracht, is voor het College voorts voldoende aannemelijk geworden dat klaagster behoorlijk is opgevangen door de assistentes, zij door de arts is gezien, haar toestand door de arts is beoordeeld en eerste hulp is verleend. De arts heeft kenbaar gemaakt dat zij het hematoom onder het oog van klaagster niet heeft vastgesteld. De aanwezigheid van het hematoom op het moment dat de arts patiënte heeft gezien is niet vast komen te staan nu partijen hierover van mening verschillen. Een hematoom hoeft ook niet direct zichtbaar te worden en kan enige tijd later ontstaan. Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat (verdere) acute medische zorg was aangewezen. Naar het oordeel van het College kon de arts klaagster dan ook, nadat uit het telefonisch contact tussen de assistentes was gebleken dat klaagster diezelfde middag nog terecht kon bij de eigen huisarts voor een vervolgbehandeling, verwijzen naar haar eigen huisarts, die ook in B zijn praktijk heeft, en kon de arts klaagster gezien haar toestand, die de arts als voldoende veilig heeft ingeschat, zelfstandig naar huis laten gaan toen zij daartoe het initiatief nam.
Gelet op het vorenstaande is het College van oordeel dat de klacht ongegrond is.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter,
mr. E.T.M. Olsthoorn-Heim, lid-jurist, dr. I. Dawson, A.J.M.F. Janssen en
dr.mr. P.H.M.T. Olde Kalter, leden-artsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2012.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.