ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1855 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-106

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1855
Datum uitspraak: 20-03-2012
Datum publicatie: 20-03-2012
Zaaknummer(s): 2011-106
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:       Klager verwijt de anesthesioloog dat deze een van de facetdenervaties met opzet onjuist heeft uitgevoerd en klager onheus heeft bejegend. Klacht ongegrond    

Datum uitspraak: 20 maart 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

                                                           tegen:

C, anesthesioloog,

wonende te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 1 juni 2011. Op 15 juni 2011 is een door klager ondertekende medische machtiging ingekomen. De arts heeft op de klacht gereageerd, waarna partijen hebben gerepliceerd, respectievelijk gedupliceerd. Op 20 december 2011 is een brief ingekomen van mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht, waarin zij aangeeft de arts verder te zullen bijstaan.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 24 januari 2012. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager werd vergezeld van zijn echtgenote. De arts werd bijgestaan door mr. Kastelein.

2. De feiten

2.1       Klager, heeft zich in maart 2009 in verband met rug- en nekklachten tot de arts, als anesthesioloog verbonden aan het E te D, gewend.

2.2       Tijdens het eerste consult op de pijnpoli op 5 maart 2009 heeft klager aangegeven last te hebben van pijn in de rug met uitstralende pijn naar het linker bovenbeen en pijn in de nek met uitstralende pijn naar beide ellebogen. De arts heeft klager onderzocht en klager te kennen gegeven hem te kunnen behandelen.

2.3       Bij het tweede consult op 19 maart 2009 vond een eerste behandeling plaats. De arts heeft toen een facetdenervatie op niveau Th10-L2 links verricht.

2.4       Een tweede behandeling vond plaats op 9 april 2009. De arts heeft toen de nek van klager behandeld.

2.5       Op 23 juni en 27 augustus 2009 vonden controleafspraken plaats. Uit de status blijkt dat klager geen pijn meer ervoer. Op 24 september 2009 heeft klager zich bij de arts gemeld, daar hij zich zorgen maakte over de afwijkingen die op een eerder en elders gemaakte MRI te zien waren en uitblijvende behandeling daarvan.

2.6       Na 24 september 2009 is klager niet meer op het spreekuur van de arts verschenen.

3. De klacht

Tijdens de behandeling op 19 maart 2009 voelde klager bij de derde facetdenervatie een hevige pijn, met uitstraling naar zijn linkerzij en de linkerkant van de buik. Klager verwijt de arts dat hij opzettelijk de naald naast de wervelkolom in het vlees van klager stak en daarbij een zenuw heeft geraakt. Gelet op het feit dat klager sindsdien nog steeds last heeft van prikkende en stekende pijn in zijn rug en in zijn linkerzij en soms ook bij de buik, is hij van mening dat de arts door zijn handelwijze opzettelijk letsel bij klager heeft toegebracht.

Voorts verwijt klager de arts dat deze hem onheus heeft bejegend door op een vreemde manier uitleg te geven over de voorgestane behandeling, door tijdens consulten geen acht te slaan op pijnreacties van klager - met name tijdens de behandeling van 19 maart 2009 - en door tijdens consulten tijd te rekken.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1       Op 19 maart 2009 heeft de arts bij klager een facetdenervatie verricht. Ter zitting heeft klager aangegeven dat zijn klacht met name het verwijt betreft dat de arts tijdens die behandeling met opzet hem letsel heeft toegebracht, door opzettelijk tijdens een 3e facetdenervatie een zenuw te raken. Klager heeft ter zitting aangegeven dat zijn klacht alleen deze ene denervatie betreft, alle overige door de arts uitgevoerde denervaties zijn volgens hem wel op een juiste wijze uitgevoerd.

Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kan de verweten opzet ten aanzien van die bewuste 3e facetdenervatie op 19 maart 2009 niet worden vastgesteld. Bij een facetdenervatie is het juist de bedoeling dat de zenuwvezels uit het gewrichtskapsel van wervel facetgewrichten worden aangeprikt en worden verwarmd. Nu het College over geen enkele aanwijzing beschikt dat de arts klager met opzet hierbij letsel heeft willen toebrengen, dient dit eerste klachtonderdeel te worden afgewezen.      

5.2       Het tweede klachtonderdeel betreft een bejegeningaspect.  De arts heeft aangevoerd dat hij zich niet herkent in hetgeen klager naar voren heeft gebracht dan wel dat het een en ander in zijn beleving geheel anders heeft plaatsgevonden. Nu de lezingen van partijen aangaande de bejegening van de arts jegens klager niet met elkaar overeenkomen, kan het College niet vaststellen wat zich daadwerkelijk heeft afgespeeld. Ook dit klachtonderdeel dient daarom te worden afgewezen.

Het College komt tot de conclusie dat de klacht in haar geheel moet worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. R.P. Wijne, lid-jurist, prof. dr. M.E. Vierhout, F.G.A.J. Hakvoort-Cammel en prof. dr. J.W. van Kleef, leden-artsen, bijgestaan door mr. S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2012.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager, voor zover de klacht is afgewezen, of voorzover hij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.