ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1788 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-097a

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1788
Datum uitspraak: 14-02-2012
Datum publicatie: 14-02-2012
Zaaknummer(s): 2010-097a
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de gezondheidszorgpsycholoog dat hij de kinderen van klager zonder toestemming heeft onderzocht, heeft meegewerkt aan een ondeugdelijk onderzoek door een speltherapeute en zonder eigen onderzoek de bevindingen van de speltherapeute tot de zijne heeft gemaakt, waarbij uitspraken en waardeoordelen ten nadele van klager zijn gedaan. Waarschuwing.

Datum uitspraak: 14 februari 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , gezondheidszorgpsycholoog

wonende te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de psycholoog.

1.Het verloop van het geding

Het klaagschrift (met bijlagen) is op 31 mei 2010 ontvangen. Mr. J.C.C. Leemans, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam, heeft namens de psycholoog bij verweerschrift (met bijlagen) verweer tegen de klacht gevoerd. Vervolgens hebben partijen achtereenvolgens gerepliceerd en gedupliceerd. Bij brief van 4 maart 2011 heeft klager nog een productie ingebracht.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 20 december 2011. Op de voet van artikel 57 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg is de onderhavige klachtzaak gezamenlijk behandeld met de samenhangende klachtzaak van klager tegen de huisarts (2010-097b).

Verschenen zijn partijen, de psycholoog vergezeld van zijn gemachtigde. Zij hebben over en weer het woord gevoerd. Klager maakte gebruik van een pleitnota die aan het college is overgelegd.

2.De feiten

Klager is gehuwd (geweest) met mevrouw E. (hierna: de moeder). In en rond de echtscheidingsprocedure hebben zich diverse verwikkelingen voorgedaan die betrekking hadden op en gevolgen hadden voor het gezinsverband. De tegenstellingen waren zodanig diepgaand en ernstig dat het nodig was dat de rechter een voorlopige omgangsregeling tussen klager en de drie minderjarige kinderen bepaalde. Deze regeling werd vastgesteld in afwachting van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (de RvdK). Op 28 september 2009 is een voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) uitgesproken, waarna de RvdK een zogeheten beschermingsonderzoek heeft ingesteld dat heeft geleid tot een Raadsrapport. Daarna is de VOTS omgezet in een definitieve OTS.

De moeder heeft voor haar gezin de hulp en begeleiding van de psycholoog ingeroepen hetgeen zij in een brief van 11 augustus 2009 heeft vastgelegd.

De psycholoog is als zodanig werkzaam in F te G. Daarnaast is hij als hulpverlener werkzaam in H te G.

In het kader van de gezinsbegeleiding heeft de psycholoog, toen door de moeder aangifte was gedaan tegen klager wegens seksueel misbruik van het oudste kind, de kinderen samen met de moeder twee keer gezien. Na de eerste keer, op 7 oktober 2009, is het oudste kind doorgestuurd naar mevrouw I., speltherapeute (hierna: de speltherapeute).

In een brief van 7 februari 2010 schrijft de speltherapeute onder meer als volgt:

Betreft….. Bureau Jeugdzorg D

(het oudste kind….) (….)

i.a.a.: Raad voor de kinderbescherming (…..) J

(…) Na telefonisch contact met u ….breng ik u op de hoogte van de bezorgdheid van mijzelf en van twee bij de kinderen K betrokken hulpverleners.

Na beschrijving van de voorgeschiedenis en de aanleiding (voor de speltherapie), de rapportage over de therapiesessie ( met het oudste kind) en de Analyse en interpretaties mbt de therapiesessies volgt een Besluit en aanbevelingen. De inhoud hiervan is als volgt:

“Het is ons bekend dat therapieverslagen niet (vaak ook: niet kunnen) dienen voor waarheidsvinding over de manifestaties van seksuele kindermishandeling. Ze zijn wel valide documenten om inzicht te verkrijgen en verschaffen over de belevingswereld van kinderen. Op basis van deze verslagen en de overige gegevens die ons ter beschikking staan met betrekking tot (….: lees de kinderen), maken wij ons ernstig zorgen over de huidige omgangsregeling. Ons advies is, dat op zijn minst onpartijdige professionele begeleiding bij de bezoeken aanwezig is, zodat er in ieder geval – objectief en subjectief voor de kinderen – een veiliger situatie is en de kans dat de kinderen nog meer schade oplopen in ieder geval kleiner wordt, ook doordat de vader zich niet met één van de kinderen terug kan trekken. Tevens kunnen dan mogelijk ook andere pedagogische en psychologiosche grenzen beter gewaarborgd blijven. Is dit onmogelijk, om wat voor reden dan ook, dan zou ons advies zijn om tot nader onderzoek geen omgang van vader met de kinderen te hebben.

De brief is ondertekend door de speltherapeute, de psycholoog en de huisarts van het gezin, tegen wie ook een klacht is ingediend, welke gezamenlijk met onderhavige klacht is behandeld.

Een klacht van klager tegen de speltherapeute bij de Nederlandse Vereniging van Speltherapeuten (NVVS) is bij beslissing van 19 januari 2011 op de drie geformuleerde onderdelen (observatie en onderzoek van het oudste kind zonder medeweten en toestemming van klager, buiten hem om en zonder hem te informeren) gegrond verklaard.

4.De klacht

Klager verwijt de psycholoog dat hij:

a) de kinderen zonder zijn toestemming heeft onderzocht;

b) heeft meegewerkt aan een ondeugdelijk onderzoek door de speltherapeute;

c) zonder eigen onderzoek de bevindingen van de speltherapeute tot de zijne heeft gemaakt.

In de klacht ligt verder besloten het verwijt, dat de psycholoog:

d) uitspraken en waardeoordelen ten nadele van klager heeft gedaan.

5.Het verweer

De psycholoog heeft de klacht bestreden. Daarop wordt voor zover nodig hieronder nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1 Het college stelt voorop dat buiten kijf is dat de verhoudingen tussen klager en zijn ex-vrouw, en met name de siuatie waarin de jonge kinderen zich bevinden, zeer zorgelijk zijn geweest, en nog steeds zijn. De ernstige tegenstellingen tussen de ouders en het verontrustend gedrag van de kinderen (mogelijk met name het oudste kind) hebben het om begrijpelijke redenen nodig gemaakt dat de rechter, de RvdK, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Bureau Jeugdzorg zijn ingeschakeld en waar nodig de geëigende beslissingen hebben genomen. Tijdens de behandeling ter openbare zitting, eind 2011, bleek volgens de opgave van klager de situatie ongewijzigd te zijn. Een omgangsregeling is niet van de grond gekomen en enige communicatie tussen klager met de (moeder van de) kinderen is niet mogelijk.

Dit alles is zonder meer te betreuren.

5.2 Tegen deze achtergrond is begrijpelijk dat de psycholoog en de andere bij de hulpverlening betrokken personen hun ongerustheid hebben willen tonen. Dit betekent niet dat dit hun een vrijbrief gaf om in strijd met bestaande regels – waarbij in deze zaak met name aandacht wordt besteed aan de Beroepscode voor Psychologen, waarover hierna meer – verklaringen en waardeoordelen te geven over een persoon die daarvoor zijn toestemming niet heeft gegeven, laat staan heeft kunnen geven.

5.3 Het voorgaande betekent ook dat niet relevant is, welke feiten hier een rol spelen die in de visie van de psycholoog ondertekening van een verklaring zoals de onderhavige wenselijk maakten. Het college laat onderzoek naar die, overigens door klager betwiste, feiten achterwege. Daarom kan geen aandacht worden besteed aan, bijvoorbeeld, de vraag of klager zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik of zich anderszins in de gezinssituatie heeft gedragen op een manier die een omgangsregeling onwenselijk zou maken. Voor zover klager met zijn verwijten inhoudelijk een discussie heeft willen voeren over de rapportage van de speltherapeute en de wijze van onderzoek, zal daaraan dus ook voorbij worden gegaan.

5.4 De klachtonderdelen zullen vanwege hun samenhang verder gezamenlijk worden behandeld.

De psycholoog heeft zich allereerst verweerd met de stelling dat hij geen onderzoek heeft verricht, zodat hij ook geen toestemming van klager nodig had. Deze stelling wordt verworpen. Vast staat dat hij de gezondheidstoestand van de kinderen, en met name het oudste kind, na observatie heeft beoordeeld. Daarvoor had hij toestemming van klager, zijnde ook na de (voorlopige) OTS de met gezag belaste ouder, nodig. Van belang is om hieraan toe te voegen - mede tegen de achtergrond van het hiervoor genoemde klachtonderdeel d) - dat (onderzoeks)handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg niet nodig zijn om eventueel tuchtrechtelijk aansprakelijk te zijn.

5.5 Door mede-ondertekening van de brief van de speltherapeute heeft de psycholoog zich de inhoud daarvan tot de zijne gemaakt en is hij geheel verantwoordelijk voor hetgeen de speltherapeute als haar bevindingen en haar beoordeling had opgeschreven. Enig voorbehoud voor zijn (mede-)verantwoordelijkheid heeft de psycholoog niet kenbaar gemaakt, noch in het rapport zelf noch overigens, zodat hij evenals de speltherapeute op de inhoud van de rapportage en de motivering van de beoordeling is aan te spreken. De rapportage bevat (suggestieve) waardeoordelen. In de rapportage staat te lezen dat “toch een vermoeden bestaat van incestueuze handelingen (lees: van klager) met …(lees: het oudste kind), maar ook met de andere kinderen”. Het rapport vervolgt met: “Gezien de aangifte mbt incestueuze handelingen bij (: het oudste kind) en vermoedens daarvan met al zijn kinderen, is deze omgangsregeling zonder objectieve en onpartijdige supervisie ter plekke, volgens ons absoluut niet veilig te noemen. Vader kan zich terugtrekken met een kind, in dit geval (..het jongere zusje) zonder controle”.

Deze passages laten kennelijk welbewust de mogelijkheid open dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan incestueuze handelingen en op dat punt ook voor de toekomst een gevaar is. Deze suggesties zijn niet aanvaardbaar, te meer daar klager daaromtrent niet is gehoord en de onderzoeksgegevens waarop de aanbevelingen zijn gebaseerd niet op eigen onderzoek van de psycholoog zijn gebaseerd.

De speltherapeute, en met haar de psycholoog, stonden andere wegen ten dienste om de op welke grond ook bestaande ongerustheid aan de bevoegde instanties te melden.

Nu heeft de psycholoog gekozen voor een schijnbaar gewichtige maar in wezen gratuite beschuldiging aan het adres van klager, terwijl de psycholoog zich vanwege de adressering van de brief van de mogelijke ernstige gevolgen in de lopende procedures – omgangsregeling, OTS - bewust had moeten zijn.

5.6 De psycholoog heeft genoemde Beroepscode voor Psychologen op verschillende onderdelen overtreden. Hij heeft niet zorgvuldig gehandeld jegens klager, met wie de psycholoog geen professionele relatie onderhield , en die een ander was dan degene die de psycholoog als zijn cliënt kon beschouwen (III, 1.12 en III, 3.2.22). Die verklaring is ook zonder toestemming van klager opgesteld en afgegeven (III, 4.3.6). De psycholoog heeft zich zonder eigen waarneming of onderzoek - hij kent de kinderen nauwelijks - blijkbaar een oordeel gevormd in het nadeel van klager. De psycholoog heeft niet laten blijken initiatief nodig te achten om op grond van zelfstandig onderzoek te oordelen dat de rapportage en de aanbevelingen juist waren. Van belang is dat psychologen terughoudendend zijn bij de presentatie van feiten en waardeoordelen die zij weliswaar voor waar c.q. juist houden maar niet zelfstandig hebben onderzocht. Zij dienen de gerechtvaardigde belangen van een ander dan de cliënt in het oog te houden

5.7 De conclusie is dat de psycholoog heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 van de Wet BIG jegens klager had behoren te betrachten. Oplegging van na te melden maatregel is noodzakelijk.

6.De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

legt de psycholoog de maatregel op van WAARSCHUWING.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, dr. R.J. Takens en E.S.J. Roorda-de Man, leden-gezondheidszorgpsycholoog, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2012.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door

a) de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b) degene over wie is geklaagd;

c) de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.