ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1678 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-068

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1678
Datum uitspraak: 10-01-2012
Datum publicatie: 10-01-2012
Zaaknummer(s): 2010-068
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de arts dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden en onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door ondanks de bedongen vertrouwelijkheid informatie door te spelen aan de werkgever. Ongegrond.

Datum uitspraak: 10 januari 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C , verzekeringsarts,

wonende te B,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het door de echtgenoot van klaagster, D, als gemachtigde ingediende klaagschrift is ontvangen op 20 april 2010. Mr. M.J.J. de Ridder, advocaat te Utrecht heeft als gemachtigde van de arts op het klaagschrift gereageerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 15 november 2011. De gemachtigde van klaagster is ter zitting verschenen, evenals de arts, die ter zitting werd bijgestaan door mr. D. Zwartjens, advocaat, kantoorgenoot van mr. de Ridder voornoemd. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Mr Zwartjens heeft pleitnotities voorgedragen en overgelegd.

2. De feiten

2.1 Klaagster, geboren te E is echtgenote van D voornoemd. Zij is geruime tijd werkzaam geweest bij de F voor meervoudig gehandicapten, afdeling G in B.

2.2 Op 2 september 2009 heeft klaagster zich ziek gemeld in verband met al langer bestaande depressieve klachten, onder meer veroorzaakt door steeds hoger wordende werkdruk en verschillen van inzicht met de direct leidinggevende, het locatiehoofd, over de inrichting

en uitvoering van de werkzaamheden.

2.3 Directe aanleiding van de ziekmelding was een gesprek met de direct leidinggevende op 2 september 2009 waarbij een wijziging van de groepsindeling ter sprake kwam en een, in de beleving van klaagster, daarmee samenhangende verdere verslechtering van de organisatie en verhoging van de werkdruk.

2.4 In verband met de ziekmelding is klaagster op 9 september 2009 bij de arts geweest, waarbij ze heeft verteld over de problemen op haar werk, veroorzaakt door de slechte wijze van leidinggeven van het hoofd van de dagopvang waar klaagster werkzaam was.

2.5 De arts heeft dit consult op de volgende wijze teruggekoppeld naar de werkgever:

Belastbaarheid: Betrokkene heeft zich ziek gemeld nav een functioneringsgesprek met haar leidinggevende die betrokkene als kwetsend heeft ervaren. Betrokkene ervaart al langer problemen in de communicatie met haar leidinggevende en het gesprek was voor haar de druppel geweest. Betrokkene heeft forse reactieve emoties als gevolg van de situatie maar op dit moment is er naar mijn mening nog geen sprake van ziekte in engere zin. Als gevolg van de reacties emoties is betrokkene op dit moment wel duidelijk psychisch verminderd inzetbaar. Situatie moet gezien worden als een arbeidsconflict. Ik adviseer werkgever/leidinggevende en werknemer om zo snel mogelijk met elkaar in gesprek te gaan om tot een oplossing te komen.(…)”

2.6 De werkgever heeft vervolgens de arbeidsovereenkomst door middel van een op 16 oktober 2009 aangevangen ontbindingsprocedure bij de kantonrechter doen beëindigen.

3. De klacht

Klaagster verwijt de arts dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden en onrechtmatig jegens

haar heeft gehandeld door ondanks de bedongen vertrouwelijkheid van het gesprek van 9

september 2009 de in rechtsoverweging 2.5 genoemde informatie door te spelen aan de

werkgever, met als gevolg verlies van haar baan, ernstige depressie en werkloosheid.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de stellingen van klaagster gemotiveerd betwist. Voor zover van belang zal daarop in het onderstaande nader worden ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Het College stelt voorop dat de informatie die de arts aan de werkgever heeft doorgespeeld, op dat moment reeds uit andere bron aan de werkgever bekend was. Daarnaast verdient opmerking dat de informatie niet van medisch-technische aard was. In zoverre valt de arts geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Dit zou anders zijn, indien de arts in strijd met afgesproken geheimhouding informatie die hij van klaagster had verkregen, ter kennis had gebracht aan de werkgever. Op dit laatste punt spreken partijen elkaar echter tegen. Het College heeft geen mogelijkheid om vast te stellen wie het gelijk aan zijn kant heeft, nu de stemmen staken. Tegenover de ontkenning door de arts staat de verklaring van de echtgenoot van klaagster die bovendien niet bij het consult van 9 september 2009 aanwezig is geweest. Dit betekent dat het verwijt van schending van de afgesproken geheimhouding niet is komen vast te staan, zodat de klacht moet worden afgewezen.

5.2 Het College hecht er wel aan om op te merken dat het beter zou zijn geweest indien de arts de passage ´Betrokkene ervaart al langer problemen in de communicatie met haar leidinggevende en het gesprek was voor haar de druppel geweest´ achterwege zou hebben gelaten. De arts heeft niet inzichtelijk heeft kunnen maken wat de toegevoegde waarde was van deze opmerking in het licht van het beoogde oplossingsgerichte gesprek. Dit geldt temeer, nu de opmerking gemakkelijk door de leidinggevende als een aanval ervaren kon worden. Of deze opmerking een (doorslaggevende) factor is geweest bij de uiteindelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter, kan het College niet beoordelen. Hoe dit ook zij, voor een tuchtrechtelijke maatregel vormt het voorgaande onvoldoende grond. De slotsom is dan ook dat de klacht moet worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

Wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan- de Sonnaville, voorzitter, mr. R.P. Wijne, lid-jurist, P.R.H. Vermeulen. M. Bakker en Dr. F.E. Ros, leden-artsen, bijgestaan door

mr. J.P. Hoogland, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2012.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.