ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1660 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-135
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1660 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-01-2012 |
Datum publicatie: | 03-01-2012 |
Zaaknummer(s): | 2010-135 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de psychiater dat hij vanaf december 2004 tot april 2005 het middel Abilify voorgeschreven heeft gekregen zonder dat een lichamelijk en cardiologisch onderzoek bij hem was uitgevoerd, terwijl hartritmestoornissen een bekende bijwerking van dit middel zijn. Ongegrond. |
Datum uitspraak: 3 januari 2012
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage heeft de navolgende uitspraak gedaan inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
klager,
tegen
C, psychiater,
wonende te B,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna als de arts aan te duiden.
1.Het verloop van de procedure.
Het klaagschrift is op 28 juli 2010 door het College ontvangen. Op 31 augustus 2010 heeft het College nog enige stukken van klager ontvangen. Namens de arts heeft mr. J.M. Hubers, advocaat te Rotterdam, een verweerschrift ingezonden. Partijen hebben gerepliceerd respectievelijk gedupliceerd. Voorts heeft de arts het medisch dossier van klager ingezonden. Op 17 november 2010 ontving het College een nadere brief van klager. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaats gehad op 8 november 2011. Klager en de arts zijn daarbij beiden verschenen. De arts werd bijgestaan door mr. Hubers voornoemd, die een pleitnota heeft overgelegd.
2.De feiten.
Klager heeft sinds 2001 reguliere contacten gehad met D, thans E geheten, waarbij de arts zijn behandelaar is geweest. De arts heeft klager vanaf 2001 het antipsychoticum Risperdal voorgeschreven. In december 2004 heeft klager met de arts gesproken over een ander middel, te weten Abilify. Daarop heeft de arts op 28 december 2004 dit middel voorgeschreven. Op 9 april 2005 heeft klager een acute hartstilstand gehad. Hij is in verband daarmee opgenomen waarna bij hem een implanteerbare cardioverter-defibrillator is geplaatst.
3.De klacht.
Klager brengt naar voren dat hij vanaf december 2004 tot april 2005 het middel Abilify voorgeschreven heeft gekregen zonder dat een lichamelijke en cardiologische screening bij hem was uitgevoerd. Hij heeft hier aan toegevoegd dat hartritmestoornissen een bekende bijwerking van dit middel zijn.
4.Het standpunt van de arts.
Abilify is een antipsychoticum dat vaker wordt voorgeschreven. Het gold als een goede opvolger van Risperdal, maar met minder bijwerkingen. Er was geen reden om een somatische anamnese bij klager te doen. Evenmin was er reden voor een cardiologische screening. Dergelijk onderzoek is dan ook niet verricht. Ook de SmPC tekst van het middel schrijft geen voorafgaande lichamelijke en/of cardiologische screening voor. De bijsluiter doet dat evenmin. Voorts vermeldt de arts nog dat de multidisciplinaire richtlijn schizofrenie 2005 een dergelijk onderzoek ook niet voorschrijft. Tenslotte heeft de arts vermeld dat de bijwerking van hartritmestoornis, te weten een verhoogd QTc-interval, zeer zeldzaam is. Blijkens de bijsluiter van het middel treedt er slechts bij minder dan 0,01 % van de gebruikers een plotselinge verandering in bloeddruk en/of hartslag op.
5.De beoordeling.
In de onderhavige klacht staat de vraag centraal of de arts het middel Abilify heeft mogen voorschrijven zonder klager eerst aan een lichamelijke en cardiologische screening te onderwerpen. Het College is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. In dat verband is in de eerste plaats van belang dat in de bijsluiter van het middel niet is vermeld dat een patiënt aan een dergelijk onderzoek moet worden onderworpen voordat hij het middel gebruikt. Ook elders heeft het College deze eis niet kunnen vinden. Het College voegt hier nog aan toe dat de arts onweersproken heeft gesteld dat klager eerder had aangegeven geen lichamelijke klachten of symptomen te hebben en dat er zich ook in de familie van klager geen risicofactoren voor deden.
Het College tekent hierbij ook nog aan dat de stukken geen bewijs inhouden van een verband tussen het gebruik door klager van Abilify en de hartritmestoornis die hem is overkomen.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de klacht niet kan worden aanvaard en als ongegrond moet worden afgewezen.
6.De beslissing.
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is genomen door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. M.E. Honée, lid-jurist, R.H.P. van Beest, A.J.M.F. Janssen en prof. Dr. J.T. van Dissel, leden-artsen, bijgestaan door mr. G.G.M.L. Huntjens als secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 januari 2012.
Voorzitter Secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.