ECLI:NL:TGZRGRO:2012:YG1856 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2011/61

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2012:YG1856
Datum uitspraak: 20-03-2012
Datum publicatie: 20-03-2012
Zaaknummer(s): G2011/61
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegem bedrijfsarts. Klager stelt dat verweerder een onjuist oordeel heeft geveld over de belastbaarheid van klager. Verweerder heeft zich volgens klager te veel laten leiden door de arbeidsrelatie tussen verweerder en zijn werkgever en heeft zich onvoldoende verdiept in de medische situatie van klager. Klager meent dat het consult te kort en oppervlakkig is geweest en dat verweerder zijn oordeel ten onrechte niet heeft afgestemd met de behandelend neuroloog. Klacht ongegrond.  

Rep.nr. G2011/61

20 maart 2012

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 11 juli 2011

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen

C,

werkzaam te D,

verweerder,

bedrijfsarts ,

BIG reg. nr: -.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

-        het klaagschrift van 8 juli 2011, ingekomen op 11 juli 2011;

-        het verweerschrift van 6 september 2011, ingekomen op 9 september 2011.

Partijen hebben afgezien van de geboden mogelijkheid van een mondeling vooronderzoek.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 januari 2012. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt.

2. Vaststaande feiten

2.1     

Bij klager is in 2002 Multiple Sclerose (MS) vastgesteld. Door deze MS heeft hij last van zijn benen en voeten alsmede energetische beperkingen.

2.2

Verweerder is werkzaam als bedrijfsarts bij E in D.

2.2

Klager is sinds 1991 werkzaam als docent (alt-)viool bij F (hierna: F) in D. Voor zijn

ziekmelding op 4 januari 2010 werkte hij iedere maandag zes uur bij deze werkgever.

2.3

Op 8 september 2010 is klager bij verweerder op het spreekuur geweest.

Naar aanleiding daarvan vermeldt verweerder in het formulier ‘Bijstelling probleemanalyse WIA’:

‘- er is naast zijn ziektebeeld sprake van arbeidsconflict

- ik adviseer om een oplossing te zoeken buiten de ziektewet om, werknemer is mijns inziens prima in staat om nu 6 uur te werken

- de werknemer wordt volledig in staat geacht tot het verrichten van het aangeboden werk bij de eigen werkgever of andere werkgever. Een conflict tussen werkgever en werknemer heeft geleid tot (fysiologische) klachten bij werknemer en een afwachtende houding bij werknemer/werkgever. Medicalisering (handhaving van de ziekmelding) is gecontraïndiceerd. De oplossing ligt in handen van werkgever en werknemer ’.

3. De klacht

De klacht bevat, zakelijk weergegeven en in de kern beschouwd, de volgende onderdelen.

3.1     

De wijze waarop verweerder tot de conclusie is gekomen dat klager volledig in staat wordt geacht het eigen werk voor zes uur per week te hervatten is niet correct. Het gesprek met de bedrijfsarts heeft slechts vijftien minuten geduurd en daarin is enkel ingegaan op de verstandhouding tussen de werkgever en klager en is verder geen onderzoek gedaan naar zijn medische achtergrond en huidige beperkingen.

3.2

Verweerder heeft ten onrechte geen contact opgenomen met de behandelend neuroloog van klager. Ingevolge de Wet Poortwachter dient de bedrijfsarts na te gaan wat de resultaten zijn van onderzoeken en behandelingen van de curatieve sector. De neuroloog is van mening dat klager slechts twee uur achtereen kan werken. Ook heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met de reistijd.

3.3

De oorzaak van de klachten en de uitval van klager is progressieve MS. De conclusie van verweerder dat de oplossing in handen van klager en de werkgever ligt gaat volledig voorbij aan de lichamelijke klachten die klager door de ziekte had. Dat verweerder geadviseerd heeft dat klager volledig in staat wordt geacht tot het verrichten van het eigen werk is funest voor de verstandhouding tusen werkgever en klager geweest. Werkgever verkeerde daardoor in de veronderstelling dat de afwezigheid van klager was gelegen in een arbeidsconflict en niet in zijn ziekte.

4. Het verweer

Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

5. Beoordeling van de klacht

5.1      

Partijen verschillen van mening over de duur van het spreekuurcontact van 8 september 2010. Verweerder heeft gesteld dat de spreekuurtijd naast de anamnese ook bestaat uit het maken van aantekeningen in het computersysteem en het opstellen van de bijstelling en dat deze bij klager 30 minuten heeft bedragen, hetgeen conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde is.

Het College constateert dat op dit punt sprake is van een situatie van het ene woord tegen het andere waarover in deze procedure geen uitsluitsel kan worden gegeven. Dit heeft tot gevolg dat wat de concrete duur van het gesprek betreft niet kan worden uitgegaan van een vaststaand of aannemelijk geworden feit.

Wat er ook zij van de concrete duur van het gesprek, het gaat er om of in het concrete geval voldoende tijd is genomen om de relevante punten te onderzoeken en te bespreken.

Tegen het verweer dat verweerder zijn gesprek altijd beëindigt met de vraag of de cliënt nog op- of aanmerkingen heeft en dat klager, zo begrijpt het College, toen niets naar voren heeft gebracht, heeft klager onvoldoende ingebracht, zodat het College ervan uitgaat dat het verweer op dit punt juist is. Gelet hierop is niet komen vast te staan dat klager bij het spreekuur niet de gelegenheid heeft gehad om datgene aan de orde te stellen wat hij op dat moment wenste.

Het verweer dat verweerder voorafgaand aan het spreekuur - mede via de verzuimmanager - kennis genomen heeft van de achtergrondinformatie van klager waaronder zijn medisch dossier is door klager niet nader betwist. Hetzelfde geldt voor het verweer dat de huidige medische situatie van klager en achtergrond daarvan wel degelijk tijdens het spreekuur aan de orde zijn gekomen. Voorts is naar het oordeel van het College ook niet aannemelijk geworden dat verweerder de medische achtergrond van klager - de MS - niet in zijn beschouwing heeft betrokken. In dit kader wordt verwezen naar het verweer inhoudende dat verweerder als bedrijfsarts primair een uitspraak dient te doen over de belastbaarheid en niet over het feit of de betrokkene arbeidsongeschikt is en dat verweerder op basis van de aanwezige medische informatie - klager had als gevolg van de MS vooral last van zijn benen en voeten - van oordeel was dat klager als docent (alt-)viool zes uur per week belastbaar is. Deze conclusie wordt ook door de neuroloog gedeeld mits deze uren over de week verspreid worden en niet aaneengesloten worden vervuld. Gelet op het voorgaande valt verweerder wat deze klachtonderdelen betreft naar het oordeel van het College geen tuchtrechtelijk verwijt te maken en falen deze derhalve.

5.2

Ook het klachtonderdeel dat verweerder ten onrechte geen contact met de behandelend neuroloog van klager heeft opgenomen kan naar het oordeel van het College niet slagen. Niet weersproken is dat verweerder voor het gesprek op 8 september 2010 al kennis genomen had van de medische achtergrondinformatie van klager, zodat verweerder niet verweten kan worden dat hij niet op de hoogte was van de resultaten van onderzoeken en behandelingen van de curatieve sector. Een bedrijfsarts is als de medische situatie hem op grond van de voorhanden zijnde gegevens wel duidelijk is, zoals hier door verweerder is gesteld, niet gehouden tot het raadplegen van de behandelend specialist.

Aangezien de door MS veroorzaakte beperkingen op dat moment vooral de handen en voeten van klager betroffen zag verweerder evenwel geen beperkingen voor klager om zijn werk als vioolleraar bij F voor zes uur per week weer op te pakken. Hij voelde zich in zijn oordeel gesterkt door het feit dat klager voor een andere werkgever zijn baan als vioolleraar nog steeds uitoefende en ook privé nog vioollessen gaf. Verweerder heeft als gevolg van de MS wel energetische beperkingen bij klager geconstateerd en heeft in verband daarmee gesteld dat hij ook nimmer heeft aangegeven dat klager de zes uur achtereen moest werken.

Hoewel het naar het oordeel van het College duidelijker richting partijen was geweest als verweerder al op 8 september 2010 expliciet had aangegeven dat klager voor zes uur per week belastbaar is mits deze uren worden verdeeld over meerdere dagen per week, ziet het College geen aanleiding om aan de juistheid van dit bedrijfsgeneeskundig oordeel als zodanig te twijfelen. Verweerder behoefde bij de vaststelling van de belastbaarheid geen rekening te houden met de reistijd, nu deze in het gegeven kader als een privé-aangelegenheid wordt beschouwd. Ook deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

5.3

De stelling van klager dat de oorzaak van zijn klachten en uitval bij F is gelegen in de progressieve MS heeft verweerder in zijn verweerschrift juist uitdrukkelijk bevestigd. Verweerder heeft wel gesteld de indruk te hebben dat klager het arbeidsconflict met deze werkgever als drempel voor de re-integratie zag, terwijl op dat vlak volgens verweerder de oplossing in handen van klager en zijn werkgever lag. Klager heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat het handelen van verweerder uiteindelijk funest is geweest voor de verhouding tussen hem en zijn werkgever. Het College heeft daar ook geen aanknopingspunten voor gevonden. Ter zitting is door klager bevestigd dat de verzuimmanager diverse malen tevergeefs heeft getracht om contact tussen klager en zijn werkgever te regelen. Klager heeft desgevraagd ook verklaard dat hij nimmer met zijn werkgever heeft gesproken over het spreiden van de lesuren over meerdere dagen in de week. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het College niet aan verweerder worden tegengeworpen dat de werkgever in de veronderstelling verkeerde dat de afwezigheid van de werknemer niet meer door de MS kwam maar door een verstoorde arbeidsrelatie.

Ook dit klachtonderdeel faalt derhalve.

6.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.

Het College merkt nog wel op dat uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting niet duidelijk naar voren komt dat verweerder in het arbeidsconflict begeleiding heeft geboden en hoever deze strekte. Blijkens de, door verweerder zelf genoemde -werkwijzer Arbeidsconflicten van de Stichting Expertisecentrum Reïntegratie (STECR) met betrekking tot de rol van de bedrijfsarts wordt van deze functionaris in dezen een actieve opstelling verwacht. Omdat dit punt niet tot onderwerp van een klacht(onderdeel) is gemaakt en het ter terechtzitting ook niet nadrukkelijk aan de orde is gesteld, zodat verweerder daarop naar behoren heeft kunnen reageren, volstaat het College met deze opmerking.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

Verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond en wijst deze af.

Aldus gewezen door mr.dr. H.L.C. Hermans, voorzitter, mr.drs.W.J. de Boer, lid-jurist, dr.J.Q.P.J. Claessen, dr.C. Halma en mr.drs. A. Felder, leden-geneeskundigen, bijgestaan door mr. F.E. Mobach-Visser, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2012 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris:                                                                            De voorzitter: