ECLI:NL:TGZRGRO:2012:YG1804 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2011/35
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2012:YG1804 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-02-2012 |
Datum publicatie: | 21-02-2012 |
Zaaknummer(s): | G2011/35 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | - |
Rep.nr. G2011/35
21 februari 2012
Def. 023
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 12 mei 2011
binnengekomen klacht van:
[klaagster],
wonende te [woonplaats],
klaagster,
tegen
DRS. [verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
bedrijfsarts ,
BIG reg. nr: [nummer].
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van
- het klaagschrift van 11 mei 2011, ingekomen op 12 mei 2011;
- het verweerschrift van 10 juni 2011, ingekomen op 14 juni 2011;
- het proces-verbaal van het op 22 juli 2011 gehouden vooronderzoek;
- een aanvullend klaagschrift van 14 september 2011, ingekomen op 16 september 2011
- aanvullende stukken van verweerster van 8 november 2011, ingekomen op 11 november 2011.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 januari 2012.
2. Vaststaande feiten
2.1
Verweerster is sinds 1 januari 2011 werkzaam als bedrijfsarts voor [bedrijf] in het kader van arbo-dienstverlening.
2.2
Klaagster is bij de werkgever ziek gemeld per 10 januari 2011.
2.3
Op 4 april 2011 en 4 mei 2011 ziet verweerster klaagster op haar spreekuur.
3. De klacht
De klacht bevat, zakelijk weergegeven en in de kern beschouwd, de volgende onderdelen.
3.1
Verweerster heeft ten onrechte gerapporteerd dat klaagster niet als ziek te beschouwen is. Zij heeft daarbij onvoldoende oog gehad voor de uniciteit van de omstandigheden van klaagster en haar persoon. Bovendien heeft zij zich niets aangetrokken van de visie van de huisarts en andere hulpverleners van klaagster. De reden voor ziekmelding op 11 januari 2011 was gelegen in een depressie (PTSS) en burn-out.
3.2
Er ligt een inconsistentie in de vaststelling van verweerster dat klaagster niet ziek is en de verwijzing naar een adviseur voor een externe beoordeling. In de verwijzingsbrief staan onjuistheden, zoals over een alcoholgebruik van klaagster.
3.3.
Verweerster heeft door haar handelen bijgedragen aan een ingrijpende afname van de gezondheid en het welzijn van klaagster.
4. Het verweer
Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. Beoordeling van de klacht
5.1
Tegenover het verweer dat tijdens de beide genoemde spreekuren niet over de diagnoses depressie (PTSS) en burn-out is gesproken, heeft klaagster onvoldoende ingebracht, zodat het College ervan uitgaat dat het verweer juist is. Hetzelfde geldt voor het verweer dat klaagster tijdens deze spreekuren niet oogde als iemand met deze ziektebeelden en symptomen. Uit de eveneens onvoldoende bestreden verslaglegging van verweerster volgt dat tijdens het eerste spreekuur, dat 45 minuten heeft geduurd, uitgebreid gesproken is over de feiten en omstandigheden waarmee klaagster in de voorafgaande tijd was geconfronteerd. Niet aannemelijk is geworden dat verweerster deze feiten en omstandigheden niet in haar beschouwingen heeft betrokken of onvoldoende oog heeft gehad voor de persoon van klaagster. Daarbij komt dat niet is komen vast te staan dat verweerster op grond van het eerste spreekuur al heeft geconcludeerd dat klaagster niet ziek zou zijn. Pas naar aanleiding van het tweede spreekuur heeft verweerster vastgesteld, zakelijk weergegeven, dat de ziekmelding van 10 januari 2011 niet kon worden geaccepteerd, omdat het niet beschikbaar zijn voor arbeid het gevolg was van het feit dat klaagster was ondergedoken ter bescherming van zichzelf en haar woning. Het College ziet geen aanleiding aan de juistheid van deze vaststelling te twijfelen. In het bijzonder bestaan er onvoldoende aanknopingspunten dat het oordeel van verweerster onjuist was dat klaagster in staat was arbeid te verrichten in de periode van 10 januari 2011 tot aan het tweede spreekuur op 4 mei 2011. Ook heeft klaagster, mede in het licht van het gemotiveerde verweer onvoldoende onderbouwd dat verweerster zich niets zou hebben aangetrokken van het oordeel van de huisarts en de andere hulpverleners, nog daargelaten dat niet duidelijk is geworden wie met die “andere hulpverleners” zijn bedoeld. De klacht faalt in zoverre.
5.2
Het College begrijpt dat klaagster zich kort na het eerste spreekuur weer heeft ziek gemeld. In haar visie zou op dat moment een medisch probleem hebben bestaan, waarvoor haar huisarts haar zou hebben willen verwijzen. Verweerster heeft naast de hierboven al vermelde vaststelling dat klaagster in de desbetreffende periode in staat was arbeid te verrichten in deze tweede ziekmelding aanleiding gezien voor een externe expertise. Daarin schuilt naar het oordeel van het College op zichzelf geen inconsistentie, omdat deze expertise ertoe zou kunnen leiden dat verweerster, zoals zij ter terechtzitting ook heeft toegelicht, haar oordeel over de arbeidsgeschiktheid (ook over de voorbije periode) zou herzien. Hoewel het denkbaar en misschien ook juister was geweest dat verweerster een andere weg had gekozen, namelijk het advies om de ziekmelding te verwijderen afhankelijk te stellen van het resultaat van de expertise, kan haar niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zij dat niet heeft gedaan. Daarbij overweegt het College dat, zoals al is overwogen, niet is komen vast te staan dat zij niet tot haar oordeel over de arbeidsgeschiktheid van klaagster heeft kunnen komen op grond van het door haarzelf verrichte onderzoek. In deze benadering geeft het inschakelen van een externe deskundige veeleer blijk van een extra zorgvuldigheid ten opzichte van klaagster. Niet is gebleken dat verweerster de externe adviseur - die feitelijk niet is opgetreden, omdat klaagster aan deze advisering geen medewerking wenste te verlenen - op het verkeerde been heeft gezet door het verstrekken van onjuiste informatie over klaagster. De klacht faalt ook in zoverre.
5.3
Klaagster heeft onvoldoende onderbouwd dat het handelen van verweerster heeft bijgedragen aan een ingrijpende afname van haar gezondheid en welzijn.
Het College ziet, al het voorgaande in aanmerking genomen, ook niet in dat, als dit al het geval zou zijn, verweerster daarvoor een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5.4
Voor zover klaagster haar oorsponkelijke klacht bij aanvullend klaagschrift, dat enkele maanden na het mondeling vooronderzoek is ingediend, en tijdens de terechtzitting nog heeft willen uitbreiden, gaat het College daaraan voorbij omdat dit in strijd is met de eisen van een behoorlijke procesorde. Hetzelfde geldt voor de aan het slot van haar pleitnotitie geformuleerde eisen die overigens geen steun vinden in het toepasselijke recht.
6. Slotsom
Al hetgeen klaagster overigens nog naar voren heeft gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
Verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond en wijst deze af.
Aldus gewezen door mr.dr. H.L.C. Hermans, voorzitter, mr.drs.W.J. de Boer, lid-jurist, dr.J.Q.P.J. Claessen, dr.C. Halma en mr.drs. A. Felder, leden-geneeskundigen, bijgestaan door mr. F.E. Mobach-Visser, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2012 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.
De secretaris: De voorzitter: