ECLI:NL:TGZRGRO:2012:YG1780 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2011/47
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2012:YG1780 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-02-2012 |
Datum publicatie: | 07-02-2012 |
Zaaknummer(s): | G2011/47 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen medisch adviseur UWV. Klager verwijt verweerder dat zij niet professioneel heeft gehandeld. Het college verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af. |
Rep. nr. G2011/47
7 februari 2012
Def. 014
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 28 juni 2011
binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
wonende te D,
arts,
verweerster,
BIG reg. nr:,
advocaat: mr. drs. A.G. Jansen.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van het dossier, waarin zich onder meer bevinden:
- het klaagschrift van 22 mei 2011 en aanvulling van 28 mei 2011, ingekomen bij het tuchtcollege te Groningen, na doorzending door het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle, op 28 juni 2011;
- aanvullende brieven van klager met bijlagen van 29 juni 2011, ingekomen op 30 juni 2011, en van 11 juli 2011, ingekomen op 13 juli 2011;
- het verweerschrift van 2 augustus 2011 met bijlagen, ingekomen op 3 augustus 2011;
- de repliek van 14 augustus 2011, ingekomen op 16 augustus 2011;
- de dupliek van 19 september 2011, ingekomen op 20 september 2011.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden gelegenheid in een mondeling vooronderzoek te worden gehoord.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 17 januari 2011, waar zijn verschenen:
de arts, bijgestaan door mr. drs. Jansen.
Klager is, na voorafgaand bericht van verhindering, afwezig.
Mr. drs. Jansen heeft het standpunt van verweerster naar voren gebracht aan de hand van pleitaantekeningen, die aan het Tuchtcollege zijn overgelegd.
2.Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,
die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.
2.1
Verweerster is als rapporterend arts werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).
2.2
Verweerster heeft klager tweemaal gezien op haar spreekuur, op 19 januari 2011 en 20 mei 2011, ter objectieve beoordeling aangaande de arbeidsongeschiktheid van klager als gevolg van ziekte in het kader van de Ziektewet. Naar aanleiding van de bevindingen tijdens het eerste spreekuurcontact achtte verweerster klager wegens zijn klachten niet geschikt voor het laatst verrichte werk en daarmee arbeidsongeschikt in de zin van de Ziektewet. Naar aanleiding van de bevindingen tijdens het tweede spreekuurcontact achtte verweerster geen zodanige beperkingen meer aanwezig om klager nog arbeidsongeschikt voor het laatst verrichte werk te kunnen beschouwen. Verweerster heeft vooruitlopend op haar definitieve rapportage tijdens dit tweede spreekuurcontact de verwachting uitgesproken dat zij klager op basis van haar bevindingen niet langer arbeidsongeschikt zou achten voor het laatst verrichte werk en dus niet meer arbeidsongeschikt in de zin van de Ziektewet. Na deze mededeling escaleerde door de onvrede van klager het contact dermate dat verweerster tijdens en na het spreekuur een stafverzekeringsarts van het UWV heeft geraadpleegd. Vervolgens heeft verweerster de gevalsbehandeling overgedragen aan de stafverzekeringsarts vanwege het verstoorde contact en vanwege het expliciet aangeven om geen contact meer met verweerster te wensen door klager.
3. De klacht
Klager verwijt verweerster dat zij tijdens het spreekuurcontact op 20 mei 2011 heeft laten blijken dat zij ondeskundig, incompetent, incapabel, leugenachtig, suggestief en manipulerend is.
4. Het verweer
Verweerster heeft de klacht gemotiveerd bestreden.
5. Beoordeling van de klacht
Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt.
5.1
Het College zal aan de hand van de onder 3. genoemde klacht beoordelen of de arts terzake van de behandeling van klager een tuchtrechtelijk verwijt moet worden gemaakt. Daarbij wordt vooropgesteld dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat om het geven van een antwoord op de vraag of de arts bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met wat toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Het College stelt voorop dat een arts die een medisch advies uitbrengt in het kader van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in de zin van de Ziektewet, zich begeeft op het gebied van de individuele gezondheidszorg en dat de, door die arts uitgebrachte, medische adviezen of rapportages volgens vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie worden beoordeeld of deze vanuit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid aan de volgende eisen voldoen:
a. in het rapport moet op heldere en consistente wijze zijn uiteengezet op welke gronden de conclusie en het advies zijn gebaseerd;
b. de in het rapport uiteengezette gronden moeten op haar beurt aantoonbaar voldoende steun vinden in de feiten, omstandigheden en bevindingen, vermeld in het rapport;
c. de bedoelde gronden moeten de daaruit getrokken conclusie kunnen rechtvaardigen;
d. de rapportage beperkt zich tot de deskundigheid van de rapporteur en
d. de methode van onderzoek om tot beantwoording van de voorgelegde vraagstelling te komen kan tot het beoogde doel leiden en/of heeft de rapporteur daarbij de grenzen van redelijkheid en billijkheid niet overschreden.
Daarbij wordt het onderzoek van de arts ten volle getoetst op vakkundigheid en zorgvuldigheid. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage vindt slechts marginale toetsing plaats.
5.3
De klacht.
Het College is van oordeel dat het handelen en de rapportages van verweerster voldoen aan de voor de beroepsgroep bestaande professionele norm. Dat verweerster intern intercollegiaal overleg pleegde, de gevalsbehandeling overdroeg en afzag van verdere betrokkenheid bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van klager getuigt juist van een toetsbare opstelling en inzicht in de professionele verantwoordelijkheden.
Ook overigens zijn in de gedingstukken geen aanknopingspunten te vinden voor het door klager gestelde.
5.4
Op grond van het bovenstaande zal de klacht dan ook als ongegrond worden afgewezen.
6. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
mr. dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,
mr. drs. W.J. de Boer, lid-jurist,
drs. C.L. Bruinsma, lid-geneeskundige,
drs. H. Donkers, lid-geneeskundige,
drs. R. van der Eijk, lid-geneeskundige,
bijgestaan door mw. mr. A.A. Verhoeven-Heemskerk, secretaris
en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2012 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.
De secretaris De voorzitter