ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2477 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1242

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2477
Datum uitspraak: 10-12-2012
Datum publicatie: 10-12-2012
Zaaknummer(s): 1242
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder, tandarts, dat hij bij het plaatsen van implantaten onzorgvuldig heeft gehandeld waardoor zij een bacteriële infectie heeft opgelopen. Klacht gegrond, berisping.    

Uitspraak: 10 december 2012

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 14 maart 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

tandarts

destijds werkzaam te D

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvulling daarop

-         de e-mail van verweerder van 5 september 2012

-         de reactie van de kliniek waar verweerder werkzaam was d.d. 21 februari 2012

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 26 oktober 2012 behandeld. Klaagster was aanwezig en heeft haar klacht toegelicht. Verweerder was zonder bericht niet verschenen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

In augustus 2008 heeft klaagster zich gewend tot de kliniek, waar verweerder destijds, tot 1 februari 2011, werkzaam was. Op 12 september 2008 is klaagster Amoxycilline voorgeschreven. Op 25 september 2008 heeft verweerder klaagster onder narcose behandeld. Er zijn vier implantaten geplaatst, op 11, 21, 14 en 24, en er is een botopbouw gedaan in de regio 21/11. Na controle op 26 september 2008 is klaagster vertrokken met een ecosymsetje.

Klaagster is teruggeweest bij verweerder op 2 en 22 oktober 2008. Op 5 november 2008 heeft klaagster gebeld met pijnklachten en met de mededeling dat zij een bacteriële infectie in de bijholtes had. Op 20 november 2008 is haar wederom Amoxycilline voorgeschreven. Op 27 november 2008 heeft verweerder een incisie gemaakt op 25-27, de plek schoongemaakt en gehecht. Aan klaagster zijn 6 Brufen en Otrivin meegegeven. Op 16 december 2008 is klaagster voor het laatst bij verweerder geweest.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij tijdens en na de operatie onzorgvuldig heeft gehandeld, waardoor klaagster lange tijd veel pijn heeft geleden en waarna zij vele behandelingen heeft moeten ondergaan, terwijl het nog maar de vraag is of het met haar gebit ooit helemaal goed komt.

Volgens klaagster heeft zij tijdens de door verweerder verrichte operatie bacteriën opgelopen, hetgeen niet is onderkend door verweerder. Klaagster had vóór de operatie geen last van de bijholtes. De keren dat klaagster met pijnklachten bij verweerder kwam, kreeg zij steeds antibiotica, die slechts voor ongeveer 6 weken hielpen. Op 27 november 2008 heeft verweerder zonder verdoving een sneetje in het tandvlees gemaakt, verweerder is geschrokken van wat hij aantrof en heeft de wond vervolgens onder verdoving gehecht. Klaagster heeft vreselijke pijn geleden. Verweerder heeft toen niet gezegd dat klaagster voor controle terug moest komen. Na deze ingreep heeft klaagster steeds gevoeld dat zij pus in de mond had. Toen zij in december 2008 bij verweerder kwam had klaagster nog steeds pus in de mond.

Klaagster is uiteindelijk op 2 februari 2010 bij een kaakchirurg terechtgekomen. Zij heeft maandenlang kaakspoelingen ondergaan met tussentijds nog 2 poliklinische operaties om de kaak te dichten. Ten slotte is klaagster door de kaakchirurg tezamen met een KNO-arts geopereerd. Voor een rebase behandeling is klaagster weer teruggegaan naar de kliniek. Toen bleek er bij de implantaten aan de andere kant van de kaak een bacteriologisch probleem te zijn, dat er al, naar achteraf bleek, vanaf de eerste operatie zat.

Klaagster wijt alle problemen en pijn aan het onzorgvuldig handelen van verweerder. Zij wenst materiële en immateriële schadevergoeding.

4. Het standpunt van verweerder

Het standpunt van verweerder is het college niet bekend, nu verweerder geen in het Nederlands gesteld verweerschrift heeft ingediend en ook niet ter zitting is verschenen.

5. De overwegingen van het college

Ter zitting, alwaar verweerder niet is verschenen, heeft klaagster haar klacht toegelicht. Klaagster heeft met name gesteld:

1.       dat er geen behandelplan is geweest en zij verweerder voor het eerst vlak voor de operatie heeft gezien;

2.    dat zij na de operatie van 25 september 2008 steeds erge pijn heeft gehad, waarvoor slechts antibiotica werden voorgeschreven;

3.    dat zij na de behandeling op 27 november 2008 steeds pus in de mond heeft gevoeld en dat er geen afspraak is gemaakt voor een controle.

Niet alleen is hetgeen klaagster hiervoor sub 1. heeft gesteld onweersproken gebleven, maar ook uit het dossier van klaagster blijkt niet welke diagnose is gesteld en dat er een behandelplan is opgesteld.

Voorts is komen vast te staan dat de behandeling van 27 november 2008 niet is gevolgd door een reguliere controle. Nu onweersproken is gebleven dat klaagster na de operatie steeds pus in de mond heeft gehad en gelet op alle specialistische behandelingen c.q. operaties die nadien noodzakelijk bleken, moet naar het oordeel van het college worden aangenomen dat de geperforeerde neusbijholte bij de behandeling op voormelde datum niet (goed) is gesloten. Het had op de weg van verweerder gelegen ofwel de neusbijholte perforatie (alsnog) goed te sluiten ofwel klaagster door te verwijzen naar een kaakchirurg dan wel een KNO-arts.

Naar het oordeel van het college heeft verweerder klaagster dan ook niet zorgvuldig behandeld, hetgeen hem tuchtrechtelijk te verwijten valt.

Gelet op de ernst van de gevolgen en het door klaagster ondervonden leed is het college van oordeel dat te dezen de maatregel van berisping op zijn plaats is.

Het college merkt op dat het niet tot de competentie van het college behoort een eis tot vergoeding van materiële en immateriële schade te behandelen.

6. De beslissing

Het college:

-   legt de maatregel van berisping op.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. P.J.M. van Wersch als lid-jurist, P. de Haan, G.L.M.M. van der Werff en R.G. van Eede als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

10 december 2012 in aanwezigheid van de secretaris.