ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2472 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1218a

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2472
Datum uitspraak: 04-12-2012
Datum publicatie: 04-12-2012
Zaaknummer(s): 1218a
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: GZ-psycholoog/ psychotherapeut (dubbele hoedanigheid). Klaagster verwijt verweerder dat hij geen juiste behandeling voor een anorexiapatiënt heeft toegepast, geen behandelplan had, klaagster te weinig zag en geen ouderbegeleiding verzorgde. Ongegrond.

Uitspraak: 4 december 2012

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 1 februari 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde C te B

tegen:

D

gz-psycholoog

werkzaam en wonende te E

verweerder

gemachtigde mr. F.J. van Benthem te Etten-Leur

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en een aanvulling daarop

-         het verweerschrift en een aanvulling daarop

-         de repliek

-         de dupliek

-         de brief van verweerder d.d. 16 juli 2012

-         de pleitnotitie overgelegd door mr. F.J. van Benthem

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 24 oktober 2012 behandeld. De gemachtigde van klaagster, verweerder en zijn gemachtigde waren aanwezig. Klaagster was niet aanwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder is werkzaam als gz-psycholoog en behandelt sinds de jaren ’90 jongeren met eetstoornissen. Hij is werkzaam binnen het Centrum Jeugd, in het team eetstoornissen. Klaagster werd op 29 december 2010 in verband met eetproblematiek door haar huisarts naar het team van verweerder verwezen. Op 6 januari 2011 vond er een intakegesprek plaats tussen verweerder, klaagster en haar moeder (tevens gemachtigde van klaagster). Tijdens dit gesprek werd afgesproken dat de focus van de behandeling zou liggen op de achterliggende problematiek en niet op het eetpatroon van klaagster. Daarnaast werd afgesproken dat de behandeling op de eetproblematiek zou worden gericht wanneer haar gewicht onder de 55 kilo zou komen. Zij zou dan ook een diëtist bezoeken. Klaagster zou gedurende de behandeling zelf haar gewicht in de gaten houden. Klaagster nam het behandelvoorstel in overweging en besloot uiteindelijk conform deze afspraken in behandeling te gaan. Op 3 maart 2011 ving de behandeling aan. Klaagster bezocht verweerder daarna met enige regelmaat. Op 6 juni 2011 nam de moeder van klaagster contact op met verweerder en uitte haar zorg over het ontbreken van een “klik” tussen klaagster en verweerder. Verweerder besprak dit op 8 juni 2011 met klaagster. Op 8 juli 2011 bleek dat klaagster minder dan het afgesproken gewicht woog. Op 14 juli 2011 vond er een gesprek plaats tussen verweerder, klaagster en haar moeder. Verweerder verwees klaagster naar de kinderarts en de diëtist en onderzocht de mogelijkheden van een (dag)behandeling. Eind juli 2011 werd klaagster gezien door de kinderarts en bezocht zij tevens de diëtist. De behandeling bij verweerder werd beëindigd.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij nalatig is geweest in haar behandeling. Verweerder heeft onkundig en verkeerd behandeld. De gevolgde behandeling was niet passend bij een anorexia patiënt. Verweerder nam klaagster en haar probleem niet serieus waardoor passende hulp veel te laat werd gestart. Verweerder had haar moeten doorverwijzen naar een specialist. Als gevolg van deze behandeling heeft klaagster veel moeite gehad om de juiste hulp te accepteren. Zij heeft het vertrouwen in de behandeling bij de GGZ verloren (1).

Daarnaast verwijt klaagster verweerder dat er geen behandelplan was (2) en de tijd tussen de consulten meer dan een maand bedroeg zonder dat hij vervanging regelde (3). Bovendien was er geen ouderbegeleiding (4).

4. Het standpunt van verweerder

Ten aanzien van klachtonderdeel 1:

De eetstoornis had de aandacht van verweerder en hij nam dit heel serieus. Klaagster wilde echter niet voor de eetstoornis behandeld worden. Verweerder heeft daarom gezocht naar een manier waarop klaagster wel behandeld wilde worden. Op deze manier probeerde verweerder het vertrouwen van klaagster te winnen en op zoek te gaan naar een ingang om de eetstoornis op een later moment te behandelen.

Ten tijde van de behandeling verkeerde verweerster niet in de gevarenzone en was er geen indicatie voor gedwongen behandeling. Het gewicht was nog niet zo laag dat er gesproken kon worden van een anorexia-patiënt. Om te voorkomen dat haar gewicht verder zou dalen werd afgesproken dat de behandeling wel op de eetproblematiek zou worden gericht wanneer het gewicht onder de 55 kilo kwam. Afgesproken was dat klaagster dan zou worden doorverwezen naar een diëtist en een kinderarts.  Regelmatig heeft verweerder naar het gewicht van klaagster geïnformeerd.

Op 6 juni 2011 belde de moeder van klaagster met verweerder en uitte haar zorg dat klaagster slecht 56 kilo woog met kleding aan. Verweerder heeft dit op 8 juni 2011 met klaagster besproken en haar geadviseerd contact op te nemen met de diëtist. Hij heeft haar toen een folder meegegeven. Klaagster nam geen contact op met de diëtist. Toen het gewicht onder de 55 kilo kwam heeft verweerder ook meteen de diëtist en de kinderarts ingeschakeld en heeft hij een dagbehandeling voor haar geregeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2:

Er was inderdaad geen op papier geschreven behandelplan. Het behandelplan is wel duidelijk besproken en klaagster en haar moeder waren akkoord. Tijdens de mondelinge behandeling bij de klachtencommissie is duidelijk uitgesproken dat het behandelplan bekend was bij klaagster en haar moeder.

Ten aanzien van klachtonderdeel 3:

Klaagster wenste ruimte tussen de gesprekken. De tijd tussen de afspraken was steeds twee weken tot ongeveer een maand. Verweerder was voorzichtig met de opbouw van het contact en heeft ruimte gemaakt voor de wensen van klaagster. Zolang klaagster op gewicht bleef was er geen reden om vervanging in te schakelen. Toen het gewicht van klaagster op of rond de 55 kilo was heeft verweerder aangeboden een extra afspraak te maken voor zijn vakantie. Daarvan wilde klaagster geen gebruik maken. Een vervanger aanwijzen tijdens een vakantie wordt alleen gedaan wanneer er een crisissituatie wordt verwacht.

Ten aanzien van klachtonderdeel 4:

Verweerder heeft op 6 juni 2011 en 13 juli 2011 ouderbegeleiding aangeboden, echter de moeder van klaagster is daar niet op ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Ten aanzien van klachtonderdeel 1:

In de regel wil de patiënt met een eetstoornis niet, zoals ook in dit geval, rechtstreeks voor deze stoornis behandeld worden. Daarnaast is vertrouwen van de patiënt in de behandeling een noodzakelijke voorwaarde. Behandeling tegen de wens van de patiënt kan niet effectief zijn. Het was een verstandige keuze van verweerder om niet meteen tot behandeling van de eetstoornis over te gaan.

Ten aanzien van het verwijt dat verweerder had moeten verwijzen naar een specialist overweegt het college het volgende. Verweerder zegt zelf specialist op dit gebied te zijn. Het college ziet niet in op welke wijze klaagster dan had moeten worden behandeld. Het college is van oordeel dat verweerder klaagster zorgvuldig heeft benaderd en dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2:

Ter zitting heeft de gemachtigde van klaagster, tevens haar moeder, verklaard dat klaagster en zij op de hoogte waren van het behandelplan en ten tijde van de aanvang van de behandeling daarmee akkoord waren. Bovendien was het behandelplan wel vastgelegd in het in het intakeverslag. Het ware beter geweest als er een schriftelijk behandelplan was voorgelegd, maar gelet op de hier genoemde omstandigheden is dit onvoldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel 3:

Naar het oordeel van het college was de gerealiseerde gespreksfrequentie op zich niet zodanig minimaal dat sprake was van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Bovendien moet worden bedacht dat de frequentie mede afhankelijk was van de bereidheid van klaagster. Het feit dat verweerder eind juni 2011 (ruim) een week met vakantie is geweest doet aan het oordeel niet af. Temeer nu hij had aangeboden om nog voor zijn vakantie een afspraak met klaagster te maken. Mede gelet daarop kan niet gezegd worden dat verweerder onvoldoende gesprekken heeft gevoerd.

Ten aanzien van klachtonderdeel 4:

Ouderbegeleiding is aangeboden, maar niet geaccepteerd. Gelet hierop kan niet worden gesteld dat verweerder tekort is geschoten in ouderbegeleiding. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, dr. R.J. Takens,  L. de Nobel en M.W.D. Nijhoff-Huijsse als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C. Capelle als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2012 in aanwezigheid van de se