ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2451 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1276b
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2451 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-11-2012 |
Datum publicatie: | 28-11-2012 |
Zaaknummer(s): | 1276b |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Verpleegkundige wordt als hoofd van een afdeling verwaarlozing verweten, bestaande uit onvoldoende voeding, zorg, controle en toezicht op de patiënte, onvoldoende communicatie tussen arts en verpleging alsmede onvoldoende hygiëne op de afdeling. Ongegrond. |
Uitspraak: 28 november 2012
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 8 mei 2012 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klager
tegen:
C
verpleegkundige
werkzaam te B
verweerder
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en een aanvulling daarop
- het verweerschrift en een aanvulling daarop
- de repliek
- de dupliek
- diverse rapportages/verslagen ontvangen op 5 oktober 2012 van verweerder
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 22 oktober 2012 behandeld. Partijen waren aanwezig,
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Op 9 maart 2012 werd de 87-jarige moeder van klaagster, verder te noemen patiënte, via de Spoed Eisende Hulp (SEH) in het ziekenhuis opgenomen nadat zij bij een val haar linkerarm had gebroken. Patiënte werd diezelfde dag aan haar arm geopereerd. Gelet op de leeftijd van patiënte en haar behoefte aan zorg was terugkeer naar haar huissituatie niet mogelijk en werd zij op de algemeen chirurgische afdeling, waar verweerder als hoofd kliniek werkzaam was, geplaatst. Deze afdeling omvatte 43 bedden en een personeelsbestand van ongeveer 60 medewerkers. De afdeling was verdeeld in drie units die ieder aangestuurd werden door een zorgcoördinator (zoco). Ieder zoco werd ondersteund door drie verpleegkundigen. Tweemaal daags vond een zogenaamd zoco-overleg plaats met de zoco’s van de drie units en de teamleider van de afdeling. Indien daar tussendoor behoefte aan was, overlegde de teamleider met verweerder. Verweerder was niet betrokken bij de dagelijkse verzorging. Aanvankelijk verbleef patiënte op unit A met een groot aantal zorgintensieve patiënten en veel verschillende verpleegkundigen waardoor er sprake was van veel hectiek, doch vervolgens is zij overgeplaatst naar unit B waar het rustiger was. Gelet op de intake- en slikproblematiek waarmee patiënte al vóór haar opname bekend was, werden de behandelend artsen door de logopediste en de diëtiste over het voedingsbeleid geadviseerd, zowel over de aard en de hoeveelheid als over de wijze van toedienen. In eerste instantie had patiënte nog orale intake; toen dat in een later stadium minder werd, is gekozen voor Totaal Parenterale Voeding (TPV). Er is meerdere malen contact geweest tussen het verplegend personeel en de familie van patiënte. Een tweede operatie aan de arm volgde op 23 maart 2012. Tot aan haar overlijden op 29 april 2012 is patiënte op de afdeling van verweerder opgenomen geweest.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Klaagster verwijt verweerder -kort samengevat- :
1) Onvoldoende voeding en zorg gedurende de eerste vier weken, waardoor patiënte zeer sterk is verzwakt en er complicaties zijn opgetreden;
2) Onvoldoende controle en toezicht op patiënte (mede) als gevolg van de voortdurende roulatie van verplegend personeel;
3) Geen juiste coördinatie en controle tussen arts en verpleging, waardoor er sprake was van onvoldoende communicatie en van slechte overdracht bij wisselingen van diensten;
4) Onvoldoende hygiëne op de afdeling.
4. Het standpunt van verweerder
Het verweer luidt -kort en zakelijk weergegeven- als volgt. Verweerder is niet betrokken bij de individuele verzorging van patiënten, maar draagt zorg voor de algemene gang van zaken op de afdeling. Patiënte zelf heeft altijd aangegeven tevreden te zijn met de zorg.
Haar voedingstoestand is tijdens de behandelingsperiode goed belicht geweest. Er zijn momenten geweest dat patiënte minimaal dan wel geen voedsel tot zich nam tijdens de reguliere maaltijdmomenten, maar daar waren duidelijke redenen voor. Patiënte nam wel nog tussendoortjes tot zich. Zolang patiënte nog in staat was oraal voedsel tot zich te nemen, werd door de behandelaars afgezien van sondevoeding, omdat dit slikklachten veroorzaakte met risico op aspiratie. Dit voedingsbeleid is kennelijk voor de familie niet duidelijk geweest. Een analyse van de gang van zaken leert wel dat de voeding beter had gekund, vooral de controle hoe lang de voeding staat en of het allemaal wordt opgegeten. Verweerder heeft daar lering uit getrokken.
Hoewel het op de afdeling erg druk was doordat er veel verschillende verpleegkundigen werkten en rouleerden en door de inschakeling van extra personeel, is de zorg en het toezicht op het personeel echter niet slechter of minder geweest. Er is voldoende coördinatie tussen het verplegend personeel en de artsen. Ook voor patiënte zijn er regelmatig specialisten in consult geroepen. Hoewel de afdeling verouderd is en renovatie nodig is, is er wel degelijk aandacht en zorg voor de hygiëne op de afdeling. De kwaliteit van de zorg en de hygiëne is altijd gehandhaafd en gecontinueerd.
5. De overwegingen van het college
Ad klachtonderdeel 1
Klager maakt terecht kritische opmerkingen over de gang van zaken rondom het gebruik van voedsel door patiënte. Het college is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat onvoldoende is gelet op de voedsel- en vochtinname van patiënte gedurende de eerste weken van haar verblijf op de afdeling van verweerder. Er is wel voldoende aanbod van voedsel geweest, maar aangenomen mag worden dat er niet altijd voldoende aandacht was voor het (tijdige) gebruik door patiënte van het aangeboden voedsel en voor het controleren van de daarop betrekking hebbende schriftelijke patiëntgegevens.
Verweerder was als algemeen leidinggevende niet rechtstreeks betrokken bij de dagelijkse verpleging en verzorging van de patiënten van de afdeling. Er bestond op de afdeling een voldoende duidelijke structuur om problemen als de onderhavige te onderkennen; het feit dat deze structuur de onderhavige klacht niet heeft kunnen voorkomen, is te wijten aan een onvoldoende zorgvuldige uitvoering van de betreffende regels waarvan, voor zover het college kan nagaan, verweerder niet op de hoogte is gesteld. Daarom kan verweerder in dit geval niet een hem persoonlijk betreffend verwijt worden gemaakt, zodat dit onderdeel van de klacht moet worden afgewezen.
Ad klachtonderdeel 2 en 3
Vast staat dat er de eerste weken van de opname sprake was van grote drukte, hectiek en daarmee samenhangend veel wisseling van personeel. Dat is bepaald geen ideale situatie voor een patiënt. Dat het echter, los van de voedingsproblematiek, in tuchtrechtelijk verwijtbare zin aan verpleegkundige zorg, aan communicatie en aan deugdelijke overdrachten tussen artsen en verplegend personeel heeft ontbroken, is niet komen vast te staan, zodat alleen al hierom, nog afgezien van de vraag of eventuele tekortkomingen aan verweerder zijn te wijten, dit onderdeel van de klacht niet toewijsbaar is.
Ad klachtonderdeel 4
Vast staat dat de hygiëne als onvoldoende is ervaren; dit biedt echter, tegenover de betwisting door verweerder, onvoldoende grondslag voor een veroordeling, nog daargelaten de vraag of verweerder daarvoor een persoonlijk verwijt zou treffen. Daarom moet ook dit onderdeel van de klacht worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. J.M.P. Drijkoningen als
lid-jurist, G.P. Haas, drs. C. van Mierlo-Renia en M. IJzerman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op
28 november 2012 in aanwezigheid van de secretaris.