ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2420 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1225

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2420
Datum uitspraak: 19-11-2012
Datum publicatie: 19-11-2012
Zaaknummer(s): 1225
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Psychiater wordt verweten dat hij zich als psychiatrisch deskundige, bij de beoordeling van een rapportage, niet heeft gehouden aan de richtlijn ‘psychiatrische rapportages’ van de NVvP, terwijl hij de gezondheidstoestand van klaagster heeft beoordeeld en  -zonder haar zelf te onderzoeken- een diagnose heeft gesteld. Ongegrond, aangezien verweerder niet als extern deskundige is opgetreden, maar als medisch adviseur waardoor de richtlijn niet van toepassing is.

Uitspraak: 19 november 2012

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 27 februari 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde mr. F.C. Schirmeister te Maastricht

tegen:

C

psychiater

werkzaam te D

wonende te E  

verweerder

gemachtigde mr. J. Meijst-Michels te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         de pleitnotitie overgelegd door verweerder

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 10 oktober 2012 behandeld. Klaagster was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ter zitting is, op verzoek van verweerder, als getuige gehoord de heer F, voormalig directeur van G.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster heeft op 3 oktober 2006 een auto-ongeluk gehad. De verzekeraar van de wederpartij heeft aansprakelijkheid erkend. Na het ongeval was sprake van psychiatrische problematiek. De aansprakelijke verzekeraar heeft zich gewend tot G medisch adviseurs. In overleg tussen de medisch adviseur van klaagster en de medisch adviseur van de aansprakelijke verzekeraar werd overeengekomen om psychiatrisch expertise te laten verrichten door een psychiater. Toen diens rapport bij de medisch adviseur van G (een verzekeringsarts) kwam, had deze zijn twijfels over de kwaliteit van het rapport. Om deze reden heeft hij verweerder, die als medisch adviseur bij G was betrokken, gevraagd om het rapport op kwaliteit te beoordelen. Verweerder heeft zijn beoordeling neergelegd in een dossiernotitie, die als onderdeel van het medisch advies naar de aansprakelijke verzekeraar als opdrachtgever is verzonden. In de notitie concludeert verweerder dat het rapport niet slecht is, maar wel tekortkomingen vertoont.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster stelt - kort weergegeven- dat verweerder als arts met het schrijven van de notitie heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Verweerder is, aldus klaagster, opgetreden als extern deskundige, die zich dient te houden aan de richtlijn psychiatrische rapportages van de NVvP. Hij heeft de gezondheidstoestand van klaagster beoordeeld en, zonder haar zelf te onderzoeken, een diagnose gesteld. Verweerder heeft zich niet aan deze richtlijn gehouden. Verweerder heeft zich voor het karretje van de wederpartij van klaagster laten spannen om een rapport dat die wederpartij onwelgevallig was kapot te schrijven.

  4. Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt zich - kort weergegeven- op het standpunt dat hij niet is opgetreden als deskundige, maar als medisch adviseur. De door klaagster vermelde richtlijn is niet van toepassing. Verweerder heeft niet de gezondheidstoestand van klaagster beoordeeld, maar slechts (het concept van) het psychiatrische rapport. Van deze taak heeft hij zich zorgvuldig gekweten.

5. De overwegingen van het college

Verweerder is op verzoek van een collega medisch adviseur van hetzelfde adviesbureau (G), die twijfels had over de kwaliteit van een door een psychiater opgesteld  deskundigenrapport, gevraagd om dit rapport vanuit zijn specialistisch expertise op kwaliteit te beoordelen. Voor het college is, mede gelet op de ter zitting afgelegde getuigenverklaring van de heer H, komen vast te staan dat verweerder daarbij niet is opgetreden als extern deskundige maar als (mede) medisch adviseur, verbonden aan hetzelfde bureau, G. Het college ziet niet in, op grond waarvan verweerder niet op dit verzoek had mogen ingaan. Verweerder heeft aan het verzoek van zijn collega voldaan door hem een notitie met een beoordeling van de kwaliteit van het (concept)deskundigenrapport te doen toekomen. Uit deze notitie blijkt naar het oordeel van het college dat verweerder geen onderzoek heeft gedaan naar of een oordeel gegeven over de gezondheidstoestand van klaagster. Hij heeft volstaan met het toetsen van de bevindingen van het deskundigenrapport aan de eisen die de jurisprudentie aan een dergelijk rapport stelt.

Dat heeft tot gevolg dat de richtlijn psychiatrische rapportages niet van toepassing is.

Dat betekent niet dat de notitie van verweerder niet tuchtrechtelijk kan worden getoetst aan normen als zorgvuldigheid, onafhankelijkheid en consistentie. Toetsend aan deze normen komt het college tot het oordeel dat verweerder geen verwijt valt te maken.

Het college hecht  eraan om, waar klaagster verweerder beschuldigt van het desgevraagd “kapot schrijven” van een aan haar wederpartij onwelgevallig rapport, op te merken dat er geen gronden zijn voor dit, de integriteit van verweerder rakende, verwijt.

Op grond van het voorgaande concludeert het college dat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. I. Vanwersch als lid-jurist,

A. de Jong, Jhr. A.M. van Nispen tot Pannerden en J.N. Voorhoeve als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

19 november 2012 in aanwezigheid van de secretaris.