ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2408 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1238

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2408
Datum uitspraak: 12-11-2012
Datum publicatie: 12-11-2012
Zaaknummer(s): 1238
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:  

Uitspraak: 12 november 2012

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 september 2011 bij het tuchtcollege Zwolle ingekomen klacht, die door het tuchtcollege Eindhoven is ontvangen op 6 maart 2012 van:

A

thans verblijvende in de PI te B

klager

gemachtigde mr. A.L. Louwerse te Hoofddorp

tegen:

C

psychiater

werkzaam te B

wonende te D

verweerder

gemachtigde mr. E.P. Haverkate te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvulling daarop

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         de pleitnotitie overgelegd door de gemachtigde van klager.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 1 oktober 2012 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 3 januari 1995 werd aan klager de maatregel van TBS opgelegd met bevel tot verpleging. Bij beslissing van 15 maart 2010 werd de TBS voorwaardelijk beëindigd. Een van de voorwaarden luidde dat klager zou deelnemen aan een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek, waar klager onder behandeling was bij een psychologe. Bij brief van 18 november 2010 heeft de betrokken reclasseringsinstelling aan verweerder gevraagd tussen 8 januari 2011 en 9 februari 2011 psychiatrisch onderzoek te verrichten met verzoek te adviseren over een eventuele verlenging van de TBS. Daaraan gevolggevend heeft verweerder op 17 februari 2011 over klager een Pro Justitia psychiatrisch rapport uitgebracht. Verweerder heeft klager daartoe op 13 januari 2011 aan zijn huisadres bezocht. Daarbij was de reclasseringsmedewerkster die om de rapportage had verzocht en die klager begeleidde, met toestemming van klager, aanwezig. Verweerder heeft een aantal stukken geraadpleegd en hij heeft, met toestemming van klager, overleg gehad met de behandelend psychologe. Verder heeft hij bij brief van 19 januari 2011 informatie over de maagklachten van klager opgevraagd bij de huisarts (niet verkregen), en heeft hij een afrondend gesprek gehad met de behandelend reclasseringsambtenaar. In het rapport, waarin verweerder komt tot een GAF-score van 50, vermeldt verweerder onder As III (somatiek): maagklachten met recent fors gewichtsverlies door het hoge stressniveau. Bij het afronden van het rapport op 10 februari 2011 heeft verweerder telefonisch contact met klager opgenomen om het definitieve advies mede te delen. In dat gesprek heeft klager, bij wie inmiddels door de huisarts via een gastroscopie een helicobacter pyloris infectie was gediagnosticeerd, gezegd dat hij het niet eens was met het advies. Met betrekking tot de maagklachten heeft klager gezegd dat hem naar aanleiding van het onderzoek medicatie was voorgeschreven waarvan hij de werking moest afwachten.

Op 11 maart 2012 is (door een andere psychiater) opnieuw gerapporteerd; in dat rapport is geadviseerd de TBS te beëindigen.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Verweerder heeft niet zorgvuldig gehandeld. Hij heeft geen zelfstandig onderzoek verricht; hij heeft slechts één gesprek gehad. Hij heeft ook niet gekeken naar het volledige dossier. De collega die later heeft geadviseerd, had meer stukken bestudeerd. Verder was de reclasseerder, die ook een advies moest geven, aanwezig bij het gesprek. Verweerder heeft  de diagnose omtrent de maagklachten van de behandelend psycholoog overgenomen. Ook in de DSM-IV classificatie staat dat de maagklachten veroorzaakt worden door spanning. Klager meende dit zelf aanvankelijk ook, onder invloed van de psychologe, maar in het latere gesprek met verweerder was hij ervan overtuigd dat zijn maagklachten een medische oorzaak hadden, te weten de aangetroffen bacterie. Deze informatie had meegenomen moeten worden bij de risicotaxatie. Klager heeft er bij verweerder op aangedrongen de informatie van de huisarts te betrekken in zijn rapport. Dat is niet gebeurd. Verweerder heeft de informatie aan de huisarts naast zich neergelegd.

4. Het standpunt van verweerder

In het gesprek op 13 januari 2011 heeft verweerder uitvoerig over zijn maagklachten gesproken. Klager gaf aan dat hij al vanaf 2004 bekend was met maagklachten en dat hij op 27 januari 2011 een maagonderzoek zou ondergaan. Verweerder heeft tijdens het gesprek gevraagd naar de mogelijke oorzaken van de klachten. Klager vertelde dat het mogelijk stressfactoren waren, waaronder het verloop van de TBS-procedure, terwijl verder ook duidelijk werd dat klager waarschijnlijk te maken had met een sociaal isolement. Klager maakte tijdens het onderzoek ook een gespannen indruk. Anderzijds ontkende klager dat zijn klachten moesten worden gezien als een uiting van spanningen.

In het overleg met de psychologe heeft deze aangegeven dat zeker niet uit te sluiten was dat de lichamelijke klachten van klager een reactie waren op het hoge stressniveau dat werd veroorzaakt door het feit dat klager, die jarenlang opgenomen was geweest, heel veel moeite had om zich staande te houden in de maatschappij, met een heel klein sociaal netwerk.

Verweerder heeft de informatie van de psychologe niet klakkeloos overgenomen, maar heeft deze bij zijn oordeelsvorming laten meewegen.

Van de huisarts heeft verweerder informatie opgevraagd maar niet ontvangen.

In het telefoongesprek van 10 februari  2011 heeft klager erop aangedrongen het rapport snel af te ronden. Daarom was er geen gelegenheid het effect van de behandeling af  te wachten.

In het rapport was het vermelden van een DSM-kwalificatie verplicht, maar verweerder heeft geen diagnose gesteld. Wel heeft hij vermeld dat het hoge stressniveau een verklaring kon zijn van de maagklachten en heeft hij vermeld dat er nog nader onderzoek naar de maagklachten zou plaatsvinden.

Verweerder is van mening dat hem geen verwijt treft.

5. De overwegingen van het college

Rapportage zoals door verweerder is uitgebracht, wordt volgens vaste jurisprudentie van het

Centraal Tuchtcollege aan de hierna volgende criteria getoetst:

1. wordt in het rapport op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op

welke gronden de conclusie van het rapport steunt,

2. vinden de in het rapport uiteengezette gronden aantoonbaar voldoende

steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen van het rapport,

3. kunnen bedoelde gronden de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen,

4. beperkt de rapportage zich tot de deskundigheid van de rapporteur en

5. kon de methode van onderzoek teneinde tot beantwoording van de

voorgelegde vraagstelling te komen tot het beoogde doel leiden, en/of heeft de

rapporteur daarbij de grenzen van redelijkheid en billijkheid niet overschreden.

Vakkundigheid en zorgvuldigheid worden daarbij ten volle getoetst. Ten aanzien van

de conclusie van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.

De verschillende klachten toetsend aan deze criteria komt het college tot het volgende oordeel.

Niet is komen vast te staan dat verweerder geen zelfstandig onderzoek heeft verricht. Het enkele feit dat hij slechts één gesprek met klager heeft gehad, is onvoldoende om tot dat oordeel te komen. Het is geen regel dat meerdere gesprekken moeten plaatsvinden. Het gaat er immers om of aan de hand van de stukken, de door derden aangeleverde informatie en het persoonlijk contact met de betrokkene voldoende informatie aanwezig is om tot een advies te komen. Niet is komen vast te staan dat dit niet het geval was. Dat betekent dat ook het enkele feit dat verweerder niet over alle stukken de beschikking heeft gehad, die later door een collega wel zijn genoemd, voor het college nog geen reden is om te oordelen dat verweerder verwijtbaar onvoldoende naar stukken heeft gekeken.

Klager heeft zich voor het eerst ter zitting erover beklaagd dat bij het gesprek met verweerder ook (met klagers toestemming) zijn reclasseringsbeambte aanwezig was. Het college is van oordeel dat verweerder ter zitting onvoldoende gelegenheid heeft gehad zich tegen dit verwijt te verweren, zodat de klacht in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

Klager beklaagt zich erover dat verweerder een verkeerde diagnose heeft gesteld. Ook deze klacht is ongegrond; het college volgt het verweer dat er geen diagnose is gesteld, maar slechts een DSM-IV classificatie is gegeven.

Klager beklaagt zich ten slotte over onzorgvuldigheid van verweerder bij deze classificatie; daarover overweegt het college het volgende.

Verweerder heeft onder AS III terecht de maagklachten met recent fors gewichtverlies gemeld. Als oorzaak heeft hij het hoge stressniveau van klager gemeld. In tegenstelling tot hetgeen klager betoogt, kon verweerder, gelet op de diagnose van de behandelend psychologe en zijn eigen waarneming tot de, door het college marginaal te toetsen, conclusie komen dat er bij klager sprake was van een hoog stressniveau. Verweerder had dit hoge stressniveau echter niet als (uitsluitende) oorzaak van de maagklachten en het forse gewichtsverlies mogen vermelden, omdat dit niet aannemelijk was. Op dat moment was immers uit onderzoek van de huisarts bekend dat sprake was van een bij klager via gastroscopie aangetroffen helicobacter pyloris. Verweerder heeft ter zitting gezegd dat hij niet meer weet of hem dit gegeven door klager, zoals klager stelt, in het telefoongesprek op 10 februari 2011 is medegedeeld, maar als dat al niet het geval is, had verweerder, die in ieder geval van het onderzoek op de hoogte was, naar dit gegeven behoren te vragen en had hij het vervolgens ook onder As III (mede) als (aannemelijke) oorzaak behoren te vermelden.

In zoverre is de klacht gegrond. Het college is van oordeel dat een waarschuwing een passende maatregel is.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht deels gegrond als hiervoor overwogen;

-         waarschuwt verweerder;

-         wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers als lid-jurist, dr.W.F.R.M. Koch, M. Chr. Doorakkers en J.C.F. Schellekens als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2012 in aanwezigheid van de secretaris.