ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2230 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1190d

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2230
Datum uitspraak: 18-07-2012
Datum publicatie: 18-07-2012
Zaaknummer(s): 1190d
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verpleegkundige had (als lid van het behandelteam) patiënt zonder zijn toestemming (en die van zijn familie) niet mogen overplaatsen naar een andere afdeling bij een andere instelling, aangezien daar geen acute noodzaak voor was. Het had op de weg van verweerder gelegen om, alvorens tot de onvrijwillige overplaatsing over te gaan, met de familie nader overleg te hebben over de door hen gewenste second opinion. Waarschuwing en publicatie.  

Uitspraak: 18  juli 2012

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 15 juni 2011 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde mr. drs. J. van Wieringen te Hazerswoude-dorp

tegen:

C        

verpleegkundige

werkzaam en wonende te D

verweerder

gemachtigde mr. A.B. Noordhof te Eindhoven

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek en de aanvulling daarop

-         proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek

De zaak is op 12 april 2012 in raadkamer behandeld en verwezen naar de zitting.

De klacht is ter openbare zitting van 7 juni 2012 behandeld, samen met de klachtzaken 1190 a, b en c. Klaagster en haar gemachtigde waren aanwezig. Verweerder was, met bericht, afwezig en werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De gemachtigden hebben een pleitnota overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster klaagt over de behandeling door verweerder van haar vader, hierna te noemen: patiënt. Patiënt kreeg in 2000 een CVA. Sedertdien is hij op een aantal locaties verbleven en behandeld. Zo is hij ongeveer vier jaar, tot 26 april 2011, verbleven op de Klinische Behandeling Organische psychiatrie, afdeling E, van GGz(F). Op deze afdeling werd patiënt behandeld door een behandelteam, naast verweerder bestaande uit een arts, een gz-psycholoog en een andere verpleegkundige, tegen wie dezelfde (tezamen behandelde) klachten zijn ingediend. De leden van het team hebben ter zitting via hun gemachtigde doen weten dat zij gezamenlijk voor de behandeling verantwoordelijk zijn.

Er zijn tussen het team en de familie van vader gesprekken geweest over een overplaatsing. In december 2010 is er, zonder overleg met de (familie van) patiënt een onderzoek verricht waaruit naar voren kwam dat bij patiënt sprake was van achteruitgang van het cognitieve functioneren ten gevolge van een (matig) dementieel syndroom. Hierover is met de familie gesproken op 12 januari 2011. In dat gesprek is door het team aangegeven dat het voor  patiënt beter was als hij zou worden overgeplaatst naar het psychogeriatrisch verpleeghuis ‘G’ en dat daarom een CIZ-indicatie voor deze overplaatsing zou worden aangevraagd. De familie was het niet met deze overplaatsing eens. Patiënt was niet in staat zijn wil te bepalen. Desondanks heeft het behandelteam namens patiënt bij het CIZ een aanvraag gedaan voor de overplaatsing.

Deze aanvraag is gedaan via een formulier. Dit bevat (onder meer) de volgende “toestemmingsvragen cliënt”:

Zijn uw gegevens ten behoeve van de aanvraag voor zorg en voorzieningen juist en naar waarheid door of namens u verstrekt?

Geeft u uw huisarts toestemming om (medische) gegevens aan het CIZ te geven, als dat nodig is voor het indicatieonderzoek?

Geeft u uw andere behandelaar(s) toestemming om (medische) gegevens aan het CIZ te geven, als dat nodig is voor het indicatieonderzoek?

Geeft u personen of organisaties die u op dit moment zorg verlenen toestemming om (medische) gegevens aan het CIZ te geven, als dat nodig is voor het indicatieonderzoek?

Geeft u het CIZ toestemming om uw (medische) gegevens die al bekend zijn bij het CIZ te gebruiken bij het indicatieonderzoek? Het gaat dan om gegevens die vastgelegd zijn bij een eerdere AWBZ- of Wmo-aanvraag en die van belang zijn voor uw nieuwe aanvraag.

en de volgende “Toestemmingsvragen aanmelder”:

Geeft uw cliënt u toestemming om bij deze aanvraag inzage te hebben in en gebruik te maken van de cliëntgegevens die al bij het CIZ bekend zijn? Deze cliëntgegevens komen uit eerdere AWBZ-besluiten en bijbehorende dossier(s).

Kunt u, indien daarnaar gevraagd wordt, aan het CIZ aantonen dat u de toestemmingsvragen heeft ingevuld zoals de cliënt dit aan u heeft aangegeven?

en onder “Ondertekening”:

Hieronder kunt u uw cliënt laten ondertekenen. Dit getekende formulier dient u te bewaren in uw administratie. U kunt hiermee aantonen dat u de toestemmingsvragen heeft ingevuld zoals uw cliënt dit aan u door heeft gegeven.

Alle genoemde vragen zijn op het formulier met “ja” beantwoord.

Het formulier is niet door (de familie van) patiënt ondertekend of ter ondertekening voorgelegd en digitaal verzonden aan het CIZ.

Toen op 20 april 2011 bericht kwam dat er een kamer voor patiënt beschikbaar was in het beoogde psychogeriatrisch verpleeghuis heeft het behandelteam, na verkregen indicatie, de familie ingelicht en overplaatsing in gang gezet. In verband met de voorgenomen overplaatsing heeft de familie nog verzocht om een second opinion. Aangeboden is om deze second opnion te doen verrichten door een psycholoog van GGz(F), maar de familie wilde een second opinion door een extern deskundige. Daarop is gereageerd met de mededeling dat dit kon, maar dat de voor 26 april 2011 voorziene overplaatsing in ieder geval doorgang zou vinden. Daarop heeft de familie van een second opinion afgezien. De overplaatsing vond daadwerkelijk plaats op 26 april 2011. Drie weken na deze overplaatsing is patiënt ziek geworden. Hij is op 31 juli 2011 overleden.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

De klacht luidt dat verweerder, als lid van het behandelteam, patiënt zonder zijn toestemming en zonder toestemming van zijn familie heeft overgeplaatst naar een andere afdeling bij een andere instelling, welke overplaatsing niet in zijn belang was. Het behandelteam was niet ontvankelijk voor het verzoek van de familie om een second opinion.

4. Het standpunt van verweerder

Het was voor patiënt beter dat hij naar een andere instelling werd overgeplaatst. Er was geen acute noodzaak tot overplaatsing. Er waren al sedert 2008 gesprekken met de familie gevoerd over een overplaatsing. De familie wilde echter niet. Er was echter bij de afdeling van verweerder geen sprake meer van een optimale zorgomgeving voor patiënt. De overplaatsing is door (het team van) verweerder goed overwogen en gebaseerd op het verloop van de klachten van patiënt en de verslechtering van zijn gezondheidstoestand. Binnen het team is overleg geweest. Ook met de familie. De familie is zeker niet overvallen. Op de bezwaren van de familie is wel degelijk acht geslagen. Toen aan deze bezwaren in belangrijke mate kon worden tegemoetgekomen, is besloten om de overplaatsing te laten doorgaan. Indien het ontbreken van een handtekening op de CIZ-indicatie daartoe een belemmering zou zijn, dan zou een onwenselijke situatie zijn ontstaan, waarbij patiënt te lang op de afdeling zou blijven.

5. De overwegingen van het college

De onderhavige overplaatsing van patiënt had niet mogen plaatsvinden zonder de toestemming van (de familie van) patiënt. Onder bijzondere omstandigheden, zoals een noodsituatie, kan hierover anders worden gedacht, maar in deze casus is niet gebleken van feiten of omstandigheden die een overplaatsing zonder toestemming legitimeerden; integendeel is expliciet komen vast  te staan dat er geen acute noodzaak voor de overplaatsing was.

Verweerder kan ter rechtvaardiging van de overplaatsing geen beroep doen op de door het CIZ afgegeven indicatie. Deze indicatie is immers niet op verzoek van (de familie van) patiënt aangevraagd en tot stand gekomen. Het is pijnlijk te moeten constateren dat de bovengenoemde “Toestemmingsvragen cliënt” en “Toestemmingsvragen aanmelder” ten onrechte en in strijd met de waarheid met “ja” zijn beantwoord, terwijl er in het geheel geen toestemming van de cliënt was. Dat dit, in soortgelijke gevallen, kennelijk de gebruikelijke gang van zaken was die “klakkeloos” werd toegepast, maakt dit oordeel niet anders.

Ook de gang van zaken met betrekking tot het vragen van een second opinion is niet juist geweest. Doordat het onderzoek naar de gezondheidssituatie van patiënt, waarop het besluit tot overplaatsing (mede) was gebaseerd, (ten onrechte) buiten medeweten van de familie was verricht, was het vertrouwen van de familie in (het team van) verweerder geschaad. Hun verzoek om een second opinion door iemand van buiten was dan ook alleszins aanvaardbaar te noemen, evenals hun weigering om op voorstel van het team een “interne” second opinion te vragen. Zeker onder die omstandigheden had het op de weg van (het team van) verweerder gelegen om met de familie nader overleg over de door hen gewenste externe second opinion te hebben, alvorens tot de (niet acuut noodzakelijke) onvrijwillige overplaatsing over te gaan en daarmee de gewenste second opinion in feite te frustreren.

Het bovenstaande houdt in dat de klacht gegrond is. Het college acht het passend de maatregel van waarschuwing op te leggen.

Om redenen aan het algemeen belang ontleend, bepaalt het college dat deze beslissing zal worden gepubliceerd.

6. De beslissing

Het college:

-         waarschuwt verweerder

-         bepaalt dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift ‘Bijzijn’.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, C.E.B. Driessen en M. IJzerman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2012 in aanwezigheid van de secretaris.