ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2197 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 11180

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2197
Datum uitspraak: 09-07-2012
Datum publicatie: 09-07-2012
Zaaknummer(s): 11180
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Orthopeed wordt verweten dat hij bij de operatieve ingreep een medische fout heeft gemaakt als gevolg waarvan klager blijvend ernstige lichamelijke en geestelijke klachten zal ondervinden en is er sprake van onheuse bejegening. Ongegrond.

Uitspraak: 9 juli 2012

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 november 2011 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

orthopeed

werkzaam te D

verweerder

gemachtigde mr. E.P. Haverkate te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift en de aanvulling daarop met een cd-rom

-         de repliek en het medisch dossier ontvangen van klager

-         de dupliek

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 30 mei 2012 behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Na consult bij en onderzoek door de neuroloog is bij klager een carpaal tunnelsyndroom links en rechts vastgesteld. Vervolgens is klager doorverwezen naar verweerder, die op 23 augustus 2010 aan de rechterzijde een operatieve ingreep heeft uitgevoerd. Klager is vooraf over de aard van de ingreep, de nabehandeling en de mogelijke risico's geïnformeerd.

Uit het postoperatieve consult van 2 september 2010 bleek dat de klachten van het carpaal tunnelsyndroom (nervus medianus) verdwenen waren, maar dat klager anders dan voordien (ernstige) pijn en tintelingen aan de pink en ringvinger rechts. Op 20 september 2010 heeft verweerder klager wederom verwezen naar de neuroloog teneinde een onderzoek in te stellen naar de nervus ulnaris ter hoogte van het kanaal van Guyon. Uit EMG en MRI onderzoek is gebleken dat er sprake was van littekenweefsel aan de ventrale zijde en ter plaatse van de loge van Guyon aan de radaire zijde. Klager heeft de hem voorgeschreven pijnstillende medicatie niet gebruikt omdat deze de rijvaardigheid beïnvloedt en hij beroepshalve de auto nodig heeft. De door verweerder twee keer gegeven kenacort/lidocaine injecties in het kanaal van Guyon hadden niet of nauwelijks effect. Vervolgens is een second opinion ingewonnen bij een plastisch chirurg, die klager op 1 juni 2011 heeft geopereerd.

Uit het operatieverslag blijkt dat naast veel littekenweefsel sprake is van een neuroom in de nervus ulnaris. De (pijn)klachten van klager zijn na de tweede operatie niet verminderd of veranderd.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager maakt verweerder – kort gezegd – het verwijt dat hij bij de operatieve ingreep op

23 augustus 2010 een medische fout heeft gemaakt als gevolg waarvan hij blijvend ernstige lichamelijke en geestelijke klachten zal ondervinden. Daarnaast voelt hij zich onheus door verweerder bejegend nu deze hem op 2 september 2010 – nadat klager te kennen had gegeven ernstige pijn en hinder te ondervinden – een watje heeft genoemd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder is – hoewel hij de klachten van klager betreurt – de mening toegedaan dat er geen chirurgische fout is gemaakt. Ook is klager is de postoperatieve fase uitgebreid bijgestaan om

de klachten te verhelpen. Helaas zonder het gewenste resultaat. Tenslotte heeft verweerder ter

zitting uitdrukkelijk ontkend klager een watje hebben genoemd. Hij heeft aangegeven tegen klager te hebben gezegd dat hij ondanks de pijn toch moest proberen te oefenen.

5. De overwegingen van het college

De kern van het geschil betreft de vraag of verweerder bij gelegenheid van de operatieve ingreep op 23 augustus 2010 jegens klager medisch onzorgvuldig heeft gehandeld.

Het college beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.

Uit het medisch dossier en het daarvan deel uitmakend operatieverslag blijkt dat door de operatieve ingreep de klachten van het carpaal tunnel syndroom (nervus medianus) zijn verdwenen. Echter de meteen na de operatie ontstane klachten aan de rechter pink en ringvinger van klager bezien in onderling verband en samenhang met het tijdens de second opinion vastgestelde neuroom in nervus ulnaris ter hoogte van de tunnel van Guyon, maken het aannemelijk dat deze beschadiging moet zijn ontstaan tijdens de operatieve ingreep op

23 augustus 2010. Van voormelde complicatie, die voor klager zeer vervelende consequenties heeft, kan echter niet worden vastgesteld dat deze het gevolg is van medisch/chirurgisch onzorgvuldig handelen van verweerder. Ook treft verweerder geen verwijt daar waar het gaat om diens postoperatieve handelen. Verweerder heeft klager adequaat bijgestaan om zijn klachten te onderzoeken en te verhelpen. Dat deze pogingen zonder resultaat zijn gebleven, maakt vorenstaand oordeel niet anders. Tenslotte heeft klager nog geklaagd over de bejegening door verweerder op 2 september 2010. Verweerder zou hem een watje hebben genoemd. Het college stelt vast dat op dit punt de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen. Nu niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat. De slotsom is dat de klacht ongegrond is.        

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. J.M.P. Drijkoningen als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als

lid-jurist, M. Rol, P.C.L.A. Lambregts en M. Bonnet als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

9 juli 2012 in aanwezigheid van de secretaris.