ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2123 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 11123

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2123
Datum uitspraak: 14-06-2012
Datum publicatie: 14-06-2012
Zaaknummer(s): 11123
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt chirurg dat hij bij de door hem uitgevoerde spataderoperatie is tekortgeschoten aangezien die operatie ondeugdelijk zou zijn uitgevoerd. Ongegrond.

Uitspraak: 14 juni 2012

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 15 augustus 2011 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

chirurg

werkzaam te B

wonende te D

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en een aanvulling daarop

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         de brief van prof. Verhagen

-         het medisch dossier

-         de brief van de gemachtigde van klaagster d.d. 8 mei 2012.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 9 mei 2012 behandeld. Partijen waren aanwezig. Besproken is het verzoek van de gemachtigde van klaagster d.d. 8 mei 2012 om de behandeling van de zaak aan te houden. Het college heeft zich beraden en beslist dat de behandeling doorgang zal vinden, nu beide partijen aanwezig zijn en de gemachtigde kennelijk pas kort voor de datum van behandeling bij de onderhavige zaak is betrokken.

Door verweerder zijn drie duplexanalyses overgelegd .

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

In 2003 heeft klaagster een dubbelzijdige spataderoperatie ondergaan. Tijdens een consult op 14 november 2005 bij een dermatoloog en een chirurg van het ziekenhuis, alwaar verweerder werkzaam is, werd een duplexonderzoek afgesproken. Dat vond op 20 december 2005 plaats en leverde geen operatie-indicatie op. Eind 2006 is klaagster nogmaals bij voormelde chirurg op het spreekuur geweest met klachten die niet chirurgisch te duiden waren. Eind mei 2007 is wederom een duplexonderzoek afgesproken. Op grond daarvan werd een operatie-indicatie voor haar varices links vastgesteld. Verweerder heeft deze operatie op 23 augustus 2007 volgens Junot uitgevoerd. Postoperatief heeft verweerster klaagster op 5 september 2007 gezien. Er waren toen geen problemen en vervolgtherapie in de vorm van scleroseren van de restspataderen werd geïnitieerd. Verweerder heeft klaagster wederom met klachten aan de benen gezien op 1 oktober 2007. Op 26 april, 3 mei en 29 november 2011 is klaagster door vaatchirurgen van een ander ziekenhuis gezien met als conclusie dat er sprake was van claudatio intermittens Fontaine 2b links. Aan klaagster is als behandeling (gesuperviseerde) loopoefening/-therapie geadviseerd.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster is van mening dat verweerder bij de door hem uitgevoerde operatie is tekortgeschoten; die operatie zou ondeugdelijk zijn uitgevoerd. Na de operatie is klaagster enorm geschrokken omdat bloed terug liep in het infuus en thuis is zij geconfronteerd met  ernstig bloedverlies. Klaagster had nog veel pijn en bij het lopen ‘is haar been teruggeklapt, waardoor zij in elkaar is gezakt’. Toen klaagster terugging naar verweerder, gaf deze haar te kennen dat hij niets meer voor haar kon doen. De klachten zijn blijven bestaan. Klaagster is door haar huisarts verwezen naar een andere specialist in een ander ziekenhuis. Zij is bij verschillende specialisten geweest .

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft verwezen naar de zich bij de stukken bevindende en de door hem ter zitting overgelegde producties. Verweerder heeft opgeworpen dat de indicatie voor de operatie door een collega is gesteld na meerdere beoordelingen. Verweerder was op de hoogte van de eerdere (veneuze en arteriële) onderzoeken.  Hij heeft voor de operatie van alle stukken, ook die ter zitting zijn overgelegd, kennis genomen. Het verhaal van klaagster was niet helemaal op spataderen te duiden, daarom zijn er meerdere onderzoeken geweest om te bezien of er andere diagnoses gesteld konden worden. Spataderen kunnen wel klachten opleveren, maar meestal zijn klachten als de onderhavige niet op spataderen terug te voeren.

De operatie op 23 augustus 2007 is door verweerder als gecertificeerd vaatchirurg uitgevoerd, omdat er sprake was van recidief en dan in een litteken geopereerd moet worden.

Verweerder is niet betrokken geweest bij het teruglopen van bloed in het infuus. Het komt wel eens voor dat een beetje bloed in het infuus terugloopt.

De nabloeding thuis heeft mede te maken met het werken in littekenweefsel. Een dergelijke nabloeding leidt meestal niet tot blijvende klachten.

Toen verweerder klaagster later terugzag, vertelde zij dat ze nog steeds klachten had. Verweerder stelde haar gerust aangezien hij de klachten beschouwde als restaderontsteking, hetgeen vaker voorkomt na een spataderoperatie en vooral na scleroseren van de spataderen. De bevindingen in 2011 van de vaatchirurg uit een ander ziekenhuis hebben voor verweerder geen nieuw licht op zaak geworpen. Er waren in 2007 geen significante arteriële vaatafwijkingen. Deze zijn, omdat het gaat om een degeneratief proces, thans in ernst toegenomen. De door klaagster gesignaleerde operatieve problematiek valt niet te rijmen met haar klachten na vier of vijf jaar.

5. De overwegingen van het college

Op grond van de inhoud van de medische documentatie is duidelijk dat steeds uitgegaan is van veneuze problematiek, waarbij niet aantoonbaar was dat de klachten van klaagster duidden op een arteriële problematiek. Er is regelmatig onderzoek verricht en op grond van meerdere veneuze en arteriële onderzoeken is in 2007 gediagnosticeerd dat er sprake was van recidief van de spataderproblematiek. Verweerder heeft de operatie in 2007 op basis van de door een collega gestelde diagnose uitgevoerd, nadat hij terdege kennis had genomen van alle voorliggende onderzoeken.

Naar het oordeel van het college is de door verweerder uitgevoerde operatie niet de oorzaak van dan wel van invloed (geweest) op de klachten van klaagster. Uit het dossier blijkt dat aan klaagster is medegedeeld dat misschien niet al haar klachten na die operatie over zouden zijn.

Pas in 2011, nadat klaagster door specialisten in meerdere disciplines is onderzocht, is uiteindelijk vastgesteld dat er - naast haar klachten vanwege spataderen - sprake is van arteriële problematiek.

Daargelaten of het teruglopen van bloed in het infuus al klachtwaardig is, is evident dat verweerder met het infuus niets van doen heeft gehad.

Dat klaagster erg is geschrokken en zich ellendig voelde toen zij thuis na de operatie een nabloeding kreeg, is begrijpelijk. Bij een operatie als de onderhavige is dat evenwel niet altijd te voorkomen. Een dergelijke nabloeding kan, naar het oordeel van het college, verweerder niet verweten worden.

Het college komt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot het oordeel dat de klacht op alle onderdelen ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. P. Hoekstra als lid-jurist, J.D.M. Schelfhout, H.C.Th. Maassen en dr. E.C.M. Bollen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

14 juni 2012 in aanwezigheid van de secretaris.