ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2111 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 11159

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2111
Datum uitspraak: 07-06-2012
Datum publicatie: 07-06-2012
Zaaknummer(s): 11159
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder, verzekeringsarts, dat zij zonder toestemming gegevens van klager heeft doorgespeeld en dat zij klager met haar bezoek overvallen heeft, en hij klaagt over de wijze waarop verweerster het onderzoek heeft verricht en over haar bejegening. Klacht ongegrond.

Uitspraak: 7 juni 2012

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 oktober 2011 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

verzekeringsarts

destijds werkzaam te D, thans te E

wonende te F  

verweerster

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvulling daarop

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         het (nagekomen) rapport van 5 april 2012.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 25 april 2012 behandeld. Partijen waren aanwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager heeft op 11 maart 2010 een AWBZ-aanvraag ingediend. Daarop is een indicatiebesluit d.d. 21 april 2010 gevolgd, waartegen klager op 27 april 2010 bezwaar heeft aangetekend. Op 7 juni 2010 heeft verweerster het bezwaardossier in behandeling genomen. Op 7 juni 2010 heeft verweerster bij de behandelend huisarts en de anesthesioloog informatie opgevraagd, onder meezending van een door klager getekende toestemmingsverklaring. In deze toestemmingsverklaring heeft klager aangegeven dat de informatie alleen verstrekt mag worden over de periode na oktober 2008. Op 11 juni 2008 heeft de huisarts informatie verstrekt en daarbij overgelegd zes kopieën van brieven, alle daterende van na oktober 2008. In een van de brieven stond echter informatie over de periode vóór oktober 2008.

Van de medewerker bezwaar ontving verweerster bericht dat zij als medisch adviseur ter beoordeling van het bezwaar bij klager een huisbezoek diende af te leggen voor een onderzoek.

Een administratief medewerker heeft voor verweerster een afspraak gemaakt bij klager voor 16 juli 2010. Er is gecommuniceerd over de locatie.

Verweerster heeft het huisbezoek op 16 juli 2010 afgelegd. Bij aankomst heeft zij het doel van haar bezoek uitgelegd. Verweerster heeft onderzoeksvragen gesteld en een lichamelijk onderzoek verricht.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager heeft ter zitting verklaard dat hij vooral klaagt over het feit dat zijn gegevens over de periode vóór november 2008 zijn doorgespeeld. Verweerster had in het verzoek om inlichtingen niet mogen volstaan met het toesturen van de beperkte toestemmingsverklaring; zij had in de brief uitdrukkelijk melding moeten maken van de beperking van de toestemming.

Verder klaagt klager erover dat hij zich door het bezoek van verweerster overvallen voelde en tevoren niet wist wat de bedoeling was. Zij heeft het doel van haar bezoek wel uitgelegd, maar klager voelde zich overvallen en klapte dicht. Tijdens het bezoek heeft zij gezegd dat zij geen informatie had opgevraagd, maar dat had zij dus wel gedaan.

Ten slotte klaagt hij over de wijze waarop verweerster het onderzoek heeft verricht en over haar bejegening.

4. Het standpunt van verweerster

De brieven met verzoek om informatie waren vergezeld van de toestemmingsverklaring. Dat is voor de ontvanger duidelijk.

Er is een paar keer door de administratie telefonisch contact met klager opgenomen over (de locatie van) het huisbezoek. Verder heeft verweerster zich bij aankomst voorgesteld en het doel van haar bezoek uitgelegd. Klager had daarop geen commentaar. Verweerster heeft niet gezegd dat zij geen informatie had opgevraagd. Zij heeft het onderzoek geheel volgens protocol en in alle opzichten correct afgewikkeld.

5. De overwegingen van het college

Verweerster heeft geen informatie in strijd met de toestemmingsverklaring doorgegeven; zij heeft geen informatie gevraagd in strijd met de door klager gegeven toestemmingsverklaring en bij het opvragen van de gegevens is niet verwijtbaar gehandeld doordat in het schriftelijk verzoek niet uitdrukkelijk naar de beperking in de bijgesloten toestemmingsverklaring is verwezen. Deze toestemmingsverklaring is op zichzelf zeer duidelijk. Door het meezenden van de toestemmingsverklaring is aan redelijke eisen van zorgvuldigheid voldaan.

De uitnodiging voor het betrokken onderzoek vindt in de regel schriftelijk plaats. In dit geval is daarvan afgeweken en heeft de betrokken administratief medewerker gekozen voor een telefonische uitnodiging.

Het college is van oordeel dat een schriftelijke uitnodiging de voorkeur verdient, maar er is geen reden om verweerster, die slechts te horen krijgt dat, waar en waarom er een afspraak is gemaakt, ter zake een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Voor een dergelijk verwijt is in dit geval ook geen reden, omdat verweerster voor aanvang van haar onderzoek het doel van haar komst, voor zover al niet eerder bij klager bekend, heeft uitgelegd.

Over de gang van zaken tijdens het onderzoek verschillen de lezingen van partijen zeer van elkaar. In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van de klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Op grond van het voorgaande zal de klacht als ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven, als voorzitter, mr. dr. P.J.M. van Wersch als lid-jurist, J.C.F. Schellekens, M.F.J.M. Broekman en prof. dr. G.G.M. Essed als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2012 in aanwezigheid van de secretaris.