ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1968 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 11190

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1968
Datum uitspraak: 23-04-2012
Datum publicatie: 23-04-2012
Zaaknummer(s): 11190
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt de tandarts dat hij in eerste instantie een foute diagnose heeft gesteld,  klaagster het gevoel heeft gegeven dat zij daarvoor verantwoordelijk was, voor de behandeling van beide elementen kosten in rekening heeft gebracht, het obsolete middel Cresophene heeft gebruikt, terwijl hij wist dat klaagster borstvoeding gaf, haar bovendien heeft aangegeven dat zij gerust borstvoeding kon geven, en Cavit als afsluitmiddel heeft gebruikt, terwijl dit doorlatend is met als gevolg dat klaagster een week Cresophene proefde. Gedeeltelijk gegrond.  

Uitspraak: 23 april 2012

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 7 december 2011 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B (België)

klaagster

tegen:

C

tandarts

wonende en werkzaam te D

verweerder

gemachtigde mr. M.J. Bos te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de behandelkaart van klaagster met röntgenfoto’s

-         de dupliek

-         de brief d.d. 5 maart 2012 van klaagster met een getuigenverklaring

-         een CD-rom met rontgenfoto’s, ontvangen van klaagster.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 16 maart 2012 behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De standpunten van partijen zijn toegelicht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 4 september 2011 had klaagster ‘s avonds dusdanige kiespijn dat die niet meer te onderdrukken was met paracetamol. Bij haar eigen tandarts kon klaagster op dat tijdstip niet

meer terecht, wel bij verweerder. Na de kiezen aan de rechterbovenkant middels percussie te hebben beoordeeld, heeft verweerder de 17, die eerder endodontisch was behandeld, geopend.

Hij heeft de kanalen geruimd en vervolgens een druppel Cresophene op een watje ingesloten. De kies is met Cavit afgesloten. Omdat klaagster daarna toch nog kiespijn hield, heeft verweerder middels warmteprovocatie vastgesteld dat de 46 een hyperaemische pulpareactie vertoonde. Verweerder heeft de 46 onder verdoving voorzien van een initiële wortelkanaalbehandeling.

Na de behandeling heeft klaagster aan verweerder gevraagd of zij gewoon borstvoeding kon geven. Verweerder heeft daarop bevestigend gereageerd.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder het navolgende:

- verweerder heeft in eerste instantie een foute diagnose gesteld en klaagster het gevoel

  gegeven dat zij verantwoordelijk was voor die foute diagnose;

- verweerder heeft voor de behandeling van beide elementen kosten in rekening gebracht;

- verweerder heeft het obsolete middel Cresophene gebruikt, terwijl hij wist dat klaagster

  borstvoeding gaf, en heeft haar bovendien aangegeven dat zij gerust borstvoeding kon   

  geven;

- verweerder heeft Cavit als afsluitmiddel gebruikt, terwijl dit doorlatend is met als gevolg dat    

  klaagster een week Cresophene proefde.

Klaagster heeft – kort en zakelijk weergegeven – nog het navolgende aangevoerd.

Toen klaagster op 4 september 2011 bij verweerder kwam, heeft zij hem verteld dat zij de pijn in haar mond alleen nog wat kon verzachten door een slok koud water in de mond te nemen. Klaagster heeft hem ook verteld dat zij borstvoeding gaf en dus voorzichtig was met medicijnen. Toen verweerder op de rechter bovenkiezen had getikt, gaf hij klaagster de keus: wortelkanaalbehandeling of extractie. Klaagster koos voor het behouden van de kies en vroeg verweerder of hij wist welke kies zo’n pijn deed. Verweerder antwoordde daarop ‘hoogstwaarschijnlijk de achterste, met de grootste vulling’. Klaagster heeft deze kies niet aangewezen. Na de behandeling en tijdens het betalen ervan voelde klaagster nog steeds kiespijn. Verweerder zei toen ‘dan is het dus een andere tand, jippie. Je gaf zo stellig aan dat het die tand was’. Verweerder heeft toen met warmteprovocatie de rechter bovenkiezen getest. Deze gaven geen reactie. De 46 gaf echter een heel hevige reactie. Klaagster heeft door de verkeerde diagnose een tweede wortelkanaalbehandeling op één avond moeten ondergaan. Het zou verstandig zijn geweest als verweerder tevoren foto’s had genomen en meteen met warmteprovocatie had gewerkt. Dan zou direct duidelijk zijn geworden dat het probleem beneden zat en niet boven. Toen klaagster op 5 september 2011 aan haar eigen tandarts vertelde wat verweerder had gedaan, gaf die tandarts aan dat zij vanwege het gebruik van Cresophene zeker geen borstvoeding zou geven. Dit middel wordt volgens haar in België niet meer gebruikt en heeft ongewenste bijwerkingen. Klaagster heeft gewezen op een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg te Amsterdam d.d. 11 september 2007, waarin sprake is van het toepassen van een obsolete techniek bij het gebruik van het middel Cresophene, en op een hoeveelheid litteratuur met betrekking tot dat middel. Klaagster wenst vergoeding van de door verweerder in rekening gebrachte kosten voor de 17 en van de twee extra consulten voor dat element bij haar eigen tandarts.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft er op gewezen dat de onderhavige procedure zich niet leent voor een eis tot vergoeding van mogelijk geleden schade. Verweerder heeft aangegeven dat hij bereid is met klaagster in overleg te treden teneinde de mogelijkheid tot een coulancehalve schadevergoeding te onderzoeken.

In het kader van de anamnese gaf klaagster aan dat zij het pijnlijke element met regelmaat had moeten koelen om de pijnscheuten enigszins dragelijk te houden. Volgens verweerder wees dat op een sterk hyperaemische pulpa. Klaagster wees met stelligheid de 17 aan, die percussiegevoelig bleek te zijn. Een snelle diagnose leek volgens verweerder mogelijk, waardoor hij niet het protocol heeft gevolgd. Toen na opening van de 17 bleek dat eerder een endodontische behandeling had plaatsgevonden, ging verweerder er vanuit dat een exacerbatie van de oude apicale haard de oorzaak van de pijn was. Verweerder koos voor het gebruik van Cresophene, omdat dit sterk desinfecterende middel lokaal werkt en niet rechtstreeks in de bloedbaan komt. Het onsmakelijke gevoel bij klaagster is te wijten aan het gebruik van Cavit als afsluiter. Verweerder heeft slechts een minimale dosering Cresophene gebruikt. Cresophene is geen verboden, maar in onbruik geraakt middel.

Indien warmteprovocatie eerder was ingezet had dit wellicht eerder gewezen op element 46 als oorzaak van de pijnklachten. Verweerder realiseert zich dat hem verweten kan worden dat er geen röntgenfoto’s zijn gemaakt, maar merkt op dat ook met een foto geen of nauwelijks een afwijking aan de wortelpunten van een hyperaemisch element wordt gezien.

Verweerder heeft klaagster niet afgeraden borstvoeding te geven omdat hij de stellige overtuiging had dat de uitgevoerde behandeling geen negatieve invloed had. De toepassing van de minimale hoeveelheid Cresophene is volgens hem niet van invloed geweest op de kwaliteit van de lactatie.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt voorop dat in de onderhavige tuchtrechtelijke procedure een civielrechtelijke claim tot vergoeding van schade niet kan worden behandeld.

Verweerder heeft zich in eerste instantie beperkt tot het testen middels percussie van de rechter bovenkaak en heeft nagelaten het gehele gebit na te lopen, foto’s te maken en warmteprovocatie toe te passen. Het college is van oordeel dat verweerder zich in casu heeft laten verleiden tot een te snelle diagnose en daarmede zonder duidelijke reden van het protocol is afgeweken, zodat het daarop gerichte onderdeel van de klacht gegrond is.

Het college merkt in dit kader wel op dat pulpitisklachten niet op een röntgenfoto zijn te zien. Het uitgebreider testen dan verweerder in eerste instantie deed, was met name aangewezen nu klaagster al langere tijd hevige pijn had, waardoor het voor verweerder evident moest zijn dat de plaats vanwaar de pijn uitstraalde, moeilijk was aan te wijzen. Ook indien wordt  aangenomen dat klaagster in eerste instantie de 17 als de pijn veroorzakende kies zou hebben aangewezen, had verweerder, gelet op het feit dat klaagster al langere tijd pijn had, erop bedacht moeten zijn dat zij mogelijk de verkeerde kies zou aanwijzen, temeer nu verweerder van het protocol was afgeweken.

Wat betreft het gebruik van de middelen Cresophene en Cavit oordeelt het college als volgt.

Cresophene is geen obsoleet of verboden, maar wel een in Nederland in onbruik geraakt middel. Vast staat dat Cresophene een sterk desinfecterende werking heeft, waardoor in bepaalde situaties toch nog voor gebruik van dit middel wordt gekozen. De door klaagster aangehaalde uitspraak betreft een geheel ander samenstel van feiten en omstandigheden zodat die uitspraak niet als richtinggevend voor de onderhavige casus kan worden beschouwd.

Onweersproken heeft verweerder gesteld dat hij slechts één druppel Cresophene heeft gebruikt. Niet staat vast dat het middel Cresophene een negatieve invloed heeft op de lactatie. Naar het oordeel van het college kan verweerder dan ook tuchtrechtelijk niet worden verweten dat hij in casu Cresophene heeft gebruikt.  

Het middel Cavit is nog steeds het eerste keuze afsluitmiddel. Weliswaar laat Cavit de sterke smaak van Cresophene in de mond toe, maar dit brengt nog niet mee dat verweerder een ander afsluitmiddel had moeten gebruiken.

Verweerder heeft die avond twee behandelingen verricht, te weten aan de 17 en aan de 46, en daarvoor ook laten betalen. Gelet op het feit dat verweerder een te snelle diagnose heeft gesteld en daardoor een overbodige behandeling aan de 17 heeft uitgevoerd, had verweerder er naar het oordeel van het college goed aan gedaan die behandeling niet in rekening te brengen c.q. de kosten daarvan in mindering te brengen op de behandeling van de 46.

Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is als hiervoor overwogen, zal door het college een maatregel worden opgelegd. Gelet op alle omstandigheden acht het college de maatregel van waarschuwing passend, waarbij wordt opgemerkt dat de maatregel van waarschuwing een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van de handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.

Om redenen aan het algemeen belang ontleend bepaalt het college dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden gepubliceerd.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond als hiervoor overwogen;

-         legt de maatregel van waarschuwing op;

-         wijst de klacht voor het overige af;

-         bepaalt dat deze beslissing, zodra deze onherroepelijk is, zal worden bekend gemaakt in de Staatscourant en op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden aangeboden aan het ‘Nederlands Tandartsenblad’ met het verzoek tot plaatsing.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter,

mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, R.C.M. van Gorp,

P.E. Hornman-van de Wiel en R.F. Lamp als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2012 in aanwezigheid van de secretaris.