ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1965 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 11112c

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1965
Datum uitspraak: 18-04-2012
Datum publicatie: 18-04-2012
Zaaknummer(s): 11112c
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster, arts, dat zij zonder daartoe bekwaam en bevoegd te zijn het sternum van klager heeft geopend bij diens hartoperatie. Klacht ongegrond.

 

Uitspraak: 18 april 2012

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 19 juli 2011 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde mr. P.H.M. Hartmans te Margraten

tegen:

M

arts

werkzaam en wonende te D

verweerster

gemachtigde mr. K. Mous te Nijmegen

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de brief met bijlagen d.d. 27 februari 2012 van de gemachtigde van klager

-         de brief met bijlagen d.d. 5 maart 2012 van de gemachtigde van verweerder.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 14 maart 2012 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden, die een pleitnota hebben overgelegd. Tevens is een afsprakenoverzicht overgelegd.

De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken bekend onder nummer 11112a en 11112b.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager heeft een aangeboren hartafwijking, te weten een bicuspide aortaklep. In 1984 is hij hiervoor voor de eerste keer geopereerd, in F. In 1996 maakte zijn toenmalige behandelaar in G melding van aorta-insufficiëntie en in 1998 werd een verwijding van de aorta ascendens geconstateerd. Omdat bij diverse echografische controles de verwijding ongewijzigd bleek, werd in juni 2003 besloten tot een afwachtend beleid. Begin 2004, toen zijn behandelaar met pensioen ging, kwam klager onder behandeling in het ziekenhuis, waar verweerster werkzaam was als arts niet in opleiding tot specialist (anios).

Op 21 januari 2004 vond echografisch onderzoek bij klager plaats. Op 3 februari 2004 werd klager gezien door de cardioloog. Op 10 maart 2004 werd een CT-scan gemaakt van de aorta. De diameter bleek ongeveer gelijk aan de eerder in G gemeten diameter. Op 1 april werd klager, zoals afgesproken met de cardioloog, besproken in de aortabespreking, waarbij verweerster niet aanwezig was. Men was van oordeel dat een indicatie bestond voor een operatieve ingreep. De bedoeling was een vervanging van de verwijding (aneurysma) van de aorta ascendens te verrichten met eventuele vervanging van een deel van de boog en vervanging van de aortaklep, indien nodig een Bentall-procedure, een en ander afhankelijk van de bevindingen bij de operatie. Op 14 april 2004 is met klager gesproken over de operatie door de cardioloog en de vaatchirurg, tevens hoofd van de afdeling. Deze heeft het besprokene en het operatieplan, bij brief verzonden op 19 april 2004, aan de huisarts van klager bevestigd.

Bij brief van 17 maart 2005 heeft de cardioloog de huisarts van klager geïnformeerd over het feit dat klager was geaccepteerd voor een “operatie aorta met klep”. Op 25 mei 2005 werd klager ter voorbereiding op de opname gezien door de cardio-thoracaal chirurg en werd echografisch onderzoek gedaan.

Op 13 juni 2005 werd klager opgenomen. Bij de opname is met klager gesproken door een verpleegkundige. Verder heeft bij de opname op de afdeling cardio-thoracale chirurgie een assistent-arts met klager gesproken. Op 14 juni 2005 vond een Coronaire Angiografie (CAG) plaats. Op 16 juni is klager geopereerd door een cardio-thoracaal chirurg. Verweerster heeft bij deze operatie geassisteerd. Bij deze operatie is het sternum doorgezaagd.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerster dat zij zonder daartoe bekwaam en dus bevoegd te zijn handelingen bij hem heeft verricht, te weten het doorzagen van het sternum, waardoor schade aan zijn hart is ontstaan.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerder achtte zich in dit geval, waarin sprake was van een re-operatie, niet bekwaam en bevoegd om het sternum door te zagen. Niet verweerster maar de opererende cardio-thoracaal chirurg heeft dat gedaan. Het is volstrekt ondenkbaar dat in geval van een re-operatie verweerster het sternum zou openzagen. Zij heeft dat ook nog nooit gedaan. In geval van een heroperatie is een andere zaag nodig, die verweerster niet kan hanteren.

5. De overwegingen van het college

Het college zal hebben te oordelen of klager tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerster zijn klacht voldoende aannemelijk heeft kunnen maken.

Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht een “de auditu” verklaring overgelegd, die echter vervolgens door diegene die de verklaring zou hebben afgelegd, niet is bevestigd. Daartegenover staat de gemotiveerde en niet bij voorbaat onaannemelijke verklaring van verweerster, gesteund door de verklaring van de opererende chirurg, die uitdrukkelijk heeft verklaard dat verweerster niet bekwaam was om het sternum door te zagen nu het een heroperatie betrof en dat hij het sternum zelf heeft doorgezaagd.

In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Op grond van het voorgaande moet worden geoordeeld dat klager de grondslag van zijn klacht niet voldoende aannemelijk heeft kunnen maken en dat de klacht als ongegrond moet worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers als lid-jurist, dr. W.M. Mulleners, L. Relik-van Wely en J.A.M. te Riele als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2012 in aanwezigheid van de secretaris.