ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1947 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 11138

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1947
Datum uitspraak: 16-04-2012
Datum publicatie: 16-04-2012
Zaaknummer(s): 11138
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Dermatoloog wordt verweten dat zij klaagster tijdens een consult onverschillig heeft benaderd, de diagnose “lichen sclerosus” eerder had kunnen en moeten stellen en voorts geweigerd heeft haar fouten toe te geven en geen nazorg heeft geboden. Ongegrond.

Uitspraak: 16 april 2012

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 31 augustus 2011 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

dermatoloog

werkzaam te D

wonende te E

verweerster

gemachtigde mw. mr. drs. C. van der Kolk

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- het medisch dossier alsmede de volledig uitgetypte versie daarvan.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 7 maart 2012 behandeld. Partijen waren aanwezig; verweerster bijgestaan door haar gemachtigde, door wie een pleitnota werd overgelegd.

2. De feiten

Mede aan de hand van het overgelegde medische dossier staat voor het college het volgende vast:

a) klaagster was vanaf 2002 in verband met huidklachten, passend bij constitutioneel eczeem en psoriasis vulgaris bij verweerster onder behandeling;

b) in oktober 2008 heeft klaagster voor het eerst melding gemaakt van bijkomende vaginale jeukklachten en verweerster heeft ter behandeling van de klachten Topicorte (emulsie) voorgeschreven;

c) op 9 februari 2009 ontving verweerster een brief van klaagster, waarin deze vroeg om een ander medicijn, aangezien de Topicorte onvoldoende hielp; klaagster kwam niet op polibezoek; klaagster was in die periode geopereerd aan haar mammacarcinoom; verweerster besloot om Dermovate crème voor te schrijven;

d) op 15 mei 2009 bezocht klaagster verweerster en uitte zij vaginale jeukklachten; verweerster besloot om een biopt af te nemen. Na onderzoek was de conclusie: “huidbiopt vulva met benigne hyperkeratotisch letsel, mogelijk passend bij een verruca vulgaris; geen maligniteit”;

e) op 29 mei 2009 heeft verweerster die uitslag telefonisch met klaagster besproken;

f) in juli 2009 werd nogmaals Dermovate crème voorgeschreven in verband met vaginale jeukklachten;

g) in de periode van oktober 2009 tot april 2011 is klaagster 5 x op consult geweest bij verweerster, in verband met toxicodermie en jeukende uitslag op de rug en scalp;

h) op 12 april 2011 zag verweerster klaagster vanwege een exacerbatie van de psoriasis. Tijdens dit consult kwamen weer de vaginale jeukklachten ter sprake. Verweerster adviseerde klaagster om weer een huidbiopt af te nemen, in verband met verdenking op een maligniteit.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster is van oordeel dat verweerster haar niet goed heeft behandeld, op grond van het volgende.

a)

Klaagster stelt dat een andere arts - na het consult bij verweerster op 12 april 2011 - heeft vastgesteld dat zij lichen sclerosus heeft. Klaagster meent dat ook verweerster zelf al eerder de diagnose “lichen sclerosus” had kunnen en moeten stellen.

b)

Zij klaagt over het nonchalante/onverschillige optreden van verweerster tijdens het consult op 12 april 2011, hetgeen klaagster er ook toe bracht op die datum de behandelingsovereen-komst met verweerster te beëindigen.

c)

Klaagster klaagt ook over het optreden van verweerster in het gesprek op 31 mei 2011. In een persoonlijk gesprek heeft klaagster verweerster toen bekritiseerd over haar nonchalante optreden bij het consult op 12 april 2011 en over het feit dat verweerster de lichen sclerosus niet eerder had gediagnosticeerd. Verweerster weigerde echter haar fouten toe te geven en verweerster heeft haar nadien ook niet meer gebeld.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster is van oordeel dat zij de zorg heeft verleend die van haar mocht worden verwacht. Zij heeft de vaginale jeukklachten zorgvuldig benaderd en behandeld, zij heeft betwist dat zij klaagster op 12 april 2011 nonchalant heeft bejegend en zij heeft gesteld dat

ze op 31 mei 2011 aan klaagster haar medeleven heeft betuigd na het horen van de diagnose maligniteit.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van het professioneel handelen van een arts er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar dat daarbij beslissend is het antwoord op de vraag:

- of de arts vanuit tuchtrechtelijk oogpunt gebleven is binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard.

Hiervan uitgaande overweegt het college het volgende:

Ad a)

Verweerster heeft in mei 2009 klaagster onderzocht na vaginale jeukklachten van klaagster en passend bij haar bevindingen heeft verweerster toen een biopt afgenomen. Uit het onderzoek van het biopt kwam een goedaardige uitslag. Controle was nadien in beginsel niet geïndiceerd; er zijn geen feiten komen vast te staan op grond waarvan verweerster niet mocht afgaan op de uitslag van het onderzoek. (De behandeling van haar klachten was overigens niet anders geweest indien verweerster de diagnose lichen sclerosus zou hebben gesteld. Klaagster zou dan ook met een sterk lokaal corticosteroidpreparaat behandeld zijn.)

Ad b)

Vervolgens presenteerde klaagster pas weer op 12 april 2011 vaginale jeukklachten, waarna bij verweerster de verdenking van maligniteit ontstond en zij adviseerde om weer een biopt af te laten nemen, om die verdenking te onderzoeken.

Het college is van oordeel dat verweerster, aldus handelende, die grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening niet heeft overschreden.

Het college heeft verder niet kunnen vaststellen of verweerster op 12 april 2011 bij het adviseren tot afname van een biopt, klaagster nonchalant of onverschillig heeft bejegend, zoals klaagster haar verwijt. In een geval als het onderhavige, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klaagster in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Ad c)

In het gesprek van 31 mei 2011 behoefde verweerster dus geen fouten toe te geven, zoals klaagster wel verlangde. Dat volgt uit het vorenstaande. Het verwijt van klaagster dat verweerster haar had moeten bellen na het gesprek van 31 mei 2011 is ook niet terecht. Klaagster had de behandelingsovereenkomst met verweerster toen al daaraan voorafgaand opgezegd en klaagster had verweerster in die bespreking van 31 mei 2011 ook geen hand willen geven, uit onvrede over verweersters handelen/nalaten. Het valt verweerster onder die omstandigheden niet tuchtrechtelijk aan te rekenen dat ze vervolgens geen nazorg heeft gegeven op de wijze die klaagster toen nog graag wenste.

De slotsom luidt dus: de klachten zullen worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klachten af.

Aldus beslist door mr. dr. P.J.M. van Wersch, als voorzitter, mr. P. Hoekstra als lid-jurist,

M.Ch. Doorakkers, M. Bonnet en R.G.J. Frank als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid

van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2012

in aanwezigheid van de secretaris.