ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1901 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1173

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1901
Datum uitspraak: 10-04-2012
Datum publicatie: 10-04-2012
Zaaknummer(s): 1173
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de arts dat hij bij de behandeling ernstige fouten heeft gemaakt met als gevolg de amputatie van het rechterbovenbeen, een flexiecontractuur van de heup rechts en een knieflexiecontractuur van 20◦ links. Verweerder heeft ook nagelaten klager tromboseprofylaxe voor te schrijven en heeft niet gerapporteerd aan de huisarts. Gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak: 10 april 2012

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 mei 2011 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde mw. mr. E.H.J. Theeuwen te Zoetermeer

tegen:

C

arts

destijds werkzaam te B

verweerder

gemachtigde mw. mr. W.R. Kastelein te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 27 februari 2012 behandeld. Partijen, klager vergezeld van zijn zoon en bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, waren aanwezig. De standpunten van partijen zijn toegelicht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Wegens klachten in beide benen stond klager sedert juni 2003 onder behandeling van een reumatoloog. Deze heeft klager op 16 september 2003 doorverwezen naar de afdeling vaatchirurgie. Een collega van verweerder heeft klager doorverwezen naar een neuroloog. Laatstgenoemde heeft klager op 29 oktober 2003 gezien en in verband met een lumbale kanaalstenose naar de neurochirurg verwezen.

Op 11 december 2003 is op verzoek van de reumatoloog een echo van de slagaderen van de benen gemaakt. De reumatoloog heeft naar aanleiding daarvan aangetekend dat forse aneurysmatische verwijding ‘Aa Pop. bdz’ te zien was en dat hij dacht dat er ‘géén neurologisch probleem’ was. De reumatoloog heeft klager opnieuw verwezen naar de vaatchirurg met de opmerking ‘graag uw behandeling’. Op 23 december 2003 heeft verweerder klager gezien. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder het navolgende opgetekend:

‘MRI: kanaal stenose

C. wrs. Neurologisch probleem

Echo: AAA 3,5 cm

→ vervolgen’.

Op 30 december 2003 heeft de neuroloog een briefje aan verweerder laten uitgaan met het verzoek om informatie betreffende de diagnose en behandeling van klager.

Op 31 maart 2004 was de pijn in de in de voet van klager ondraaglijk. In het ziekenhuis werd een acute arteriële trombose van het poplitea aneurysma geconstateerd. Op 1 april 2004 is operatief getracht een bypass te maken. Op 6 april 2004 heeft amputatie van het rechteronderbeen en vervolgens –bovenbeen plaatsgevonden.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij bij de behandeling ernstige fouten heeft gemaakt met als gevolg de amputatie van het rechterbovenbeen, een flexiecontractuur van de heup rechts en een knieflexiecontractuur van 20 links.

Klager heeft gewezen op de bij repliek overgelegde patiëntenkaart, waarop de aantekeningen staan welke in het kader van de in opdracht van de neuroloog verrichte ‘Mass Echo Mamma’ zijn gemaakt.

Verweerder heeft de problematiek van de beenaderen, waarvoor klager was verwezen,  kennelijk over het hoofd gezien en heeft de problematiek gekenschetst als neurologisch. Verweerder beschikte op 23 december 2003 over de foto’s van de echo, doch gaf te kennen dat hij daarmee niets kon en stuurde klager naar huis. Verweerder heeft ook nagelaten klager tromboseprofylaxe voor te schrijven.

Klager heeft van zijn huisarts te horen gekregen dat hij geen verslag van verweerder heeft ontvangen. Dit is door de huisarts schriftelijk bevestigd aan de gemachtigde van klager.

4. Het standpunt van verweerder

Met betrekking tot de overgelegde uitdraai uit het ziekenhuissysteem merkt verweerder op dat dit systeem pas na 2005 in werking is getreden. Verweerder weet niet hoe de verrichte onderzoeken van voor die tijd in dit systeem zijn opgenomen. Verweerder weet niet of hij de uitslag van de betreffende echo op de polikliniek op 23 december tot zijn beschikking had. Verweerder herinnert zich niet hoe hij aan de uitslag van 3,5 cm is gekomen. Hij zal die telefonisch hebben vernomen. Verweerder weet niet of hij bij het consult de verwijzing van de neuroloog in zijn bezit had. In dat verband wijst hij op het feit dat onder aan de verwijsbrief geen aantekeningen van hem staan. Normaal gesproken bericht hij aan degene die heeft verwezen. Een dergelijke brief zit niet in het medisch dossier.

Wat het voorschrijven van tromboseprofylaxe betreft is verweerder van mening dat daarvoor contra-indicaties bestonden vanwege de bestaande aneurysma’s.

5. De overwegingen van het college

Vooropgesteld dient te worden dat in 2003 nog geen sprake was van een elektronisch dossier. De overgelegde uitdraai van het ziekenhuissysteem moet gebaseerd zijn op de handgeschreven bevindingen van de reumatoloog. Deze bevinden zich evenwel niet in het onderhavige medisch dossier.

In de handgeschreven verwijzing van de reumatoloog d.d. 11 december 2003 wordt aan de vaatchirurg ‘behandeling’ gevraagd.

Niet is gesteld dan wel gebleken dat verweerder op 23 december een anamnese heeft afgenomen en lichamelijk onderzoek heeft verricht. Klager heeft ter zitting verklaard dat hij voor de uitslag van de echo bij verweerder kwam, dat verweerder foto’s had, verklaarde dat hij daar niets mee kon en hem naar huis stuurde.

Het college merkt op dat het interpreteren van een echo gelet op verweerders specialisme niet van hem verwacht mocht worden. Wel is aannemelijk dat de uitslag van de echo was weergegeven op de enveloppe, waarin de foto’s zaten, omdat zulks in die tijd gebruikelijk was.

Onduidelijk blijft hoe verweerder aan AAA 3,5 cm is gekomen. Evident is dat 3,5 cm sloeg op de doorsnede van het aneurysma en dat voor de aorta abdominalis een doorsnede gold van 2,8 cm.

Ter zitting is gebleken dat verweerder de bevindingen van zijn consult van 23 december 2003 niet aan de reumatoloog, neuroloog en evenmin aan de huisarts van klager heeft doen toekomen, hoewel dit wel vereist c.q. gebruikelijk was/is en de neuroloog er zelfs expliciet om gevraagd had.

Als verweerder zijn bevindingen wel naar de verwijzer en de huisarts had teruggekoppeld, had de foute aanname van AAA 3,5 onderkend kunnen worden en was duidelijk geweest dat van een ‘behandeling’ bij verweerder geen sprake was geweest. In dat geval had alsnog of opnieuw actie ondernomen kunnen worden. Dit nalaten valt verweerder dan ook te verwijten.

In zoverre is de klacht dan ook gegrond.

Dit brengt echter niet met zich mee dat het onderhavige voor klager uiterst nare gevolg zonder meer door dit nalaten is veroorzaakt.

Wat betreft het al dan niet voorschrijven van tromboseprofylaxe merkt het college op dat klager in de veronderstelling verkeerde dat er bij hem sprake was van een AAA van 3,5 cm. In die situatie bestaat er geen indicatie voor het gebruik van Sintrom; bovendien gebruikte klager plaatsjesaggregatieremmers.

Alle omstandigheden afwegend is het college van oordeel dat het opleggen van de maatregel van waarschuwing te dezen passend is.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond als hiervoor overwogen;

-         wijst de klacht voor het overige af;

-         legt de maatregel van waarschuwing op.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, J.D.M. Schelfhout, dr. C. van der Heul en dr. E.C.M. Bollen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2012 in aanwezigheid van de sec