ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1893 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 11111

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1893
Datum uitspraak: 05-04-2012
Datum publicatie: 05-04-2012
Zaaknummer(s): 11111
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder, bedrijfsarts, dat hij in het kader van de ziekmelding van klager een dubieuze rol heeft gespeeld in de relatie tussen klager en diens werkgever, niet transparant is geweest over de wijze waarop zijn oordeel tot stand is gekomen en de kansen van klager op contractsverlenging heeft ondermijnd. Klacht ongegrond.

Uitspraak: 5 april 2012

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 15 juli 2011 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

bedrijfsarts

werkzaam te D

wonende te E

verweerder

gemachtigde: mr. M.S.P. Orbán, advocaat bij Achmea.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 29 februari 2012 behandeld. Partijen, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, waren aanwezig. De standpunten van partijen zijn toegelicht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Sinds 2010 is klager als bedrijfsarts bij het F werkzaam. Bij zijn manager heeft hij een verzoek ingediend voor het volgen van de basisopleiding tot verzekeringsgeneeskundige

(BOVG). Op 20 juni 2011 heeft klager een gesprek gehad met zijn manager, aan wie hij op 23 juni 2011 een persoonlijke brief heeft gestuurd, waarin hij zich ziek meldde. Naar aanleiding daarvan is klager uitgenodigd door de bedrijfsarts om op het spreekuur te komen. Op 27 juni 2011 heeft klager een lang gesprek met verweerder gehad. Op 28 juni 2011 heeft klager een gesprek gehad met zijn manager en de personeelsfunctionaris. Naar aanleiding daarvan heeft klager op 29 juni 2011 zijn huisarts bezocht, die hem een verwijzing naar een psycholoog verstrekte. Op 30 juni 2011 heeft klager wederom een gesprek met verweerder gehad. Vervolgens ontving klager van zijn werkgever een brief, waarin kenbaar werd gemaakt dat verweerder de districtsmanager had geïnformeerd en had medegedeeld dat klager in staat was zijn werkzaamheden te verrichten.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder - zakelijk samengevat - het navolgende:

1. verweerder vervult een dubieuze rol in de communicatie met de werkgever; hij heeft zonder toestemming met de direct leidinggevende en de personeelsfunctionaris gesproken;

2. verweerder gaat op ondoorzichtige wijze met de medische gegevens om;

3. verweerder heeft een eigen doel - het op verantwoorde wijze weer aan het werk krijgen van de werknemer - gesteld, hetwelk niet volledig overeenkomt met de rol die van hem verwacht zou mogen worden; verweerder heeft minder aandacht gehad voor de gezondheidstoestand van klager en diens ervaringen uit het verleden; door zijn handelen heeft verweerder eerder druk en stress veroorzaakt dan rust en ruimte gecreëerd;

4. verweerder is op een ondoorzichtige wijze tot de conclusie gekomen dat er geen sprake was van ziekte of gebrek;

5. verweerder heeft de adviezen van 27 juni 2011 gewijzigd of ingetrokken en heeft ogenschijnlijk geen gebruik gemaakt van zijn kennis van de organisatie om de ongewenste situatie om te buigen;

6. door het handelen van verweerder zijn de kansen van klager op een contractsverlenging en om verzekeringsarts te worden bij het F verdampt en is het vertrouwen in de bedrijfsarts geschaad.

Klager heeft daartoe nog het volgende aangevoerd.

Klager is door de werkgever naar verweerder gestuurd in verband met zijn ziekmelding vanwege spanningsklachten als gevolg van een arbeidsconflict. Het eerste gesprek was een goed gesprek, waarbij klager het idee had dat hij gehoord werd. Klager heeft daarbij aangegeven dat hij eerder een langdurig arbeidsconflict met Defensie had gehad. Klager heeft kenbaar gemaakt dat hij in het verleden medicamenteus was behandeld. Verweerder heeft nooit naar gebruik van medicatie, alcohol of andere genotsmiddelen op dat moment gevraagd. Tijdens het tweede consult was het gesprek heel anders en kreeg klager het gevoel dat hij niet werd gehoord. Er was toen kennelijk geen sprake meer van ziekte. Klager was verbaasd over hoe met gegevens werd omgegaan. Kort door de bocht luidde het oordeel: niet ziek. De werkgever lijkt dat te hebben aangegeven, terwijl klager heeft aangegeven dat zijn klachten waren verergerd. De door hem meegebrachte specialistenbrief werd niet eens ingezien. Het stoort klager dat er kennelijk iets achter de schermen plaatsvindt.

Er is tussen partijen wel over terugkoppeling gesproken, maar verweerder heeft niet duidelijk gemaakt naar wie hij zou terugkoppelen en wat hij zou terugkoppelen.

De aan de werkgever gerichte brief is niet gezamenlijk opgesteld; klager heeft op de inhoud geen invloed gehad en heeft hem evenmin vooraf gezien.

Dat verweerder vond dat er geen sprake van ziekte was, was klager wel bekend.

Omdat verweerder bovendien niet heeft onderzocht of de klacht van klager middels een goed gesprek kon worden bijgelegd, is klager gebleven bij zijn mening dat verweerder niet heeft gehandeld als een redelijk handelend bedrijfsarts.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder dient een professionele houding naar werkgever en werknemer te hebben en volstrekt onpartijdig te zijn. Verweerder heeft zich daaraan ook gehouden. Hij heeft alleen die gegevens doorgegeven die hij in het kader van de wettelijke regeling en de contractuele verplichtingen diende door te geven. Er is geen sprake van een dubieuze rol. Conform het contract dient verweerder na spreekuren terug te koppelen naar de werkgever, in casu de direct leidinggevende en de personeelsfunctionaris. Verweerder heeft vrij langdurig met klager gesproken over de werkrelatie met de manager, waarbij is bekeken met wie hij een gesprek zou kunnen voeren. Dat is ook de reden waarom verweerder met de manager en de personeelsfunctionaris heeft gemaild. Met klager is besproken dat verweerder geen ziekte kon vaststellen.

Verweerder heeft op basis van de twee langdurige gesprekken een oordeel opgemaakt. De bij de huisarts opgevraagde informatie veranderde zijn oordeel niet. Verweerder heeft klager gewezen op zijn recht op een second opinion. Verweerder betreurt het dat klager van dat recht geen gebruik heeft gemaakt.

Het eerste gesprek was uitvoerig, ruim drie kwartier. Verweerder heeft geen opdracht gekregen om klager wel of niet ziek te bevinden. Verweerder vormt zijn eigen onafhankelijke oordeel. Omdat verweerder ook is opgeleid als verzekeringsarts, weegt hij ook informatie van de werkgever mee. Zijn oordeel was dat klager weliswaar ontdaan was van het geheel, maar dat de spanningsklachten met een goed gesprek afgebouwd moesten kunnen worden, waarna klager weer zo snel mogelijk aan de slag zou kunnen gaan.

Bij de oordeelsvorming heeft verweerder zich gehouden aan de STECR werkwijze van arbeidsconflicten, waaruit blijkt dat rust en ruimte niet bijdraagt aan een oplossing en stressvermindering op lange termijn. Er is geen wijziging gekomen in het door verweerder verstrekte advies: psychologische ondersteuning, rustig sporten en er op uit trekken, een goed gesprek met het managementteam en nadien het werk hervatten. De werkgerelateerde problematiek is wel degelijk met kennis van de organisatie als achtergrond besproken.

Daarbij is duidelijk aan de orde geweest hoe de werkhervatting, die centraal stond, het beste te bereiken was en wat te doen als dat dreigde te mislukken.

De brief is gezamenlijk opgesteld, maar om technische redenen is het niet gelukt de brief te printen. Deze is later verstuurd.

Verweerder heeft zijn taak naar eer en geweten uitgevoerd.

5. De overwegingen van het college

Uit het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht komt duidelijk het beeld naar voren dat verweerder gericht was op het oplossen van het conflict tussen klager en zijn werkgever, opdat klager weer op korte termijn aan het werk kon gaan, en zich daarvoor heeft ingespannen. Verweerder heeft klager in korte tijd tweemaal uitgebreid gesproken en met klager overlegd met wie binnen de organisatie van de werkgever een oplossingsgericht gesprek zou kunnen worden gevoerd. Gelet op dit overleg en de bestaande problematiek tussen klager en zijn manager, kan verweerder (tuchtrechtelijk) niet worden verweten dat hij zijn bevindingen niet alleen aan de manager, maar ook aan de personeelsfunctionaris heeft teruggekoppeld. Voorts is gebleken dat verweerder voor het tweede gesprek tijd heeft ingeruimd, opdat er tussen het eerste en tweede gesprek niet een te lange tijd zou zitten.

Er zijn geen feiten en of omstandigheden gesteld of gebleken die het standpunt van klager dat er sprake was van achterkamertjes politiek met de werkgever onderschrijven. Duidelijk was, ook voor klager, dat verweerder van oordeel was, dat er geen sprake was van ziekte. Dat klager die mening niet deelde, is te dezen niet van belang. Verweerder heeft klager gewezen op zijn recht met betrekking tot dat oordeel een second opinion te vragen, doch klager heeft dat nagelaten.

Partijen verschillen op onderdelen van mening, zoals over de gang van zaken met betrekking tot de brief. Het gaat niet aan meer geloof te hechten aan het woord van de ene partij dan aan dat van de andere partij. Het college dient zich daarover dan ook van een oordeel te onthouden.

Van een wijzigen of intrekken van een in eerste instantie gegeven advies is niet gebleken.

Het college is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder tekort geschoten is in de zorgvuldigheid die van hem als bedrijfsarts verwacht had mogen worden.

De klacht behoort dan ook ongegrond te worden verklaard.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths–van Meerwijk als lid-jurist, A.M. van Nispen tot Pannerden, mr. C.M.F. van Roessel en H.J. Weltevrede als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2012 in aanwezigheid van de secretaris.