ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1807 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1199

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1807
Datum uitspraak: 27-02-2012
Datum publicatie: 27-02-2012
Zaaknummer(s): 1199
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder dat hij echtgenoot van klaagster met een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) zonder overleg heeft teruggestuurd naar de plek waar het trauma is opgelopen. Tevens verwijt klaagster verweerder dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld omdat hij een opmerking van de psychiater heeft genegeerd en de ernstige suïcidale klachten van verweerder niet serieus genomen heeft. Ongegrond.

Uitspraak: 27 februari 2012

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 23 juni 2011 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

verzekeringsarts

werkzaam te D

verweerder

gemachtigde mr. J. Meijst-Michels te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift en de aanvulling daarop.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 16 januari 2012. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde. Klaagster heeft na de toelichting van de klacht de zitting verlaten.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

De echtgenoot van klaagster, hierna ook te noemen verzekerde, is dierenarts. Hij meldt zich op 12 mei 2009 ziek bij zijn verzekeraar. Verweerder is in dienst bij de verzekeraar. In juni 2009 constateren de controlerende arts en de arbeidsdeskundige dat verzekerde volledig arbeidsongeschikt is. Verweerder wordt in oktober 2009 door de verzekeraar ingeschakeld voor advies. Verweerder adviseert, na het opvragen van aanvullende informatie bij de behandelend psycholoog van verzekerde, om de situatie van volledige arbeidsongeschiktheid ongewijzigd te laten voortduren. In oktober 2010 beoordeelt verweerder de situatie van verzekerde opnieuw. Op verzoek van verweerder vindt een medische expertise plaats door een onafhankelijk psychiater, die verzekerde onderzoekt. Deze psychiater brengt op 8 november 2010 zijn expertiserapport uit. Na ontvangst daarvan adviseert verweerder de verzekeraar om de arbeidsongeschiktheidsuitkering te beëindigen met een gefaseerde afbouw. De verzekeraar deelt verzekerde bij brief van 3 december 2010 mee dat hij niet langer recht heeft op een uitkering en dat deze gefaseerd zal worden afgebouwd. Verzekerde belandt naar aanleiding van deze brief in een crisissituatie. Dit brengt verweerder ertoe om de situatie opnieuw te beoordelen. Hij vraagt informatie op bij de huisarts en de behandelend psycholoog en legt deze informatie voor aan dezelfde psychiater die de eerdere expertise heeft uitgevoerd, met het verzoek om een aanvullend advies of heroverweging. Verweerder vraagt tevens informatie op bij een andere psychiater, die verzekerde heeft gezien. Uit die aanvulling komt geen nieuwe informatie naar voren. Verweerder adviseert de verzekeraar om een nieuwe expertise uit te voeren. Deze expertise heeft nog niet plaats gehad. Vanwege de klachtafhandeling is inmiddels een collega van verweerder met het onderhavige dossier belast.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij:

1) iemand met een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) zonder overleg heeft

teruggestuurd naar waar het trauma is opgelopen;

2) onzorgvuldig heeft gehandeld omdat de opmerking van de psychiater is genegeerd;

3) ernstige suïcidale klachten niet serieus neemt.

Klaagster zegt dat haar echtgenoot volledig is gedecompenseerd. Het vooruitzicht de stallen weer in te moeten nadat hij duizenden biggen heeft moeten doodspuiten tijdens de varkenspest brengt hem op suïcidale gedachten. De huisarts, de behandelende psycholoog en de psychiater, die haar echtgenoot hebben gezien, bevestigen alle diens ernstige psychiatrische toestand. Verweerder blijft echter bij zijn standpunt dat haar echtgenoot niets mankeert terwijl hij hem nimmer heeft gezien.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder acht zich verantwoordelijk voor het advies dat hij geeft maar niet voor de beslissing die de verzekeraar vervolgens neemt. Een onderzoek van een verzekerde door verweerder zelf heeft zelden toegevoegde waarde omdat hij als adviseur zowel beschikt over gegevens uit onderzoek door een door hem ingeschakelde medicus als over gegevens uit de behandelende sector. Nu de arbeidsongeschiktheid anderhalf jaar had geduurd en voortvloeide uit een psychiatrische aandoening was specialistisch onderzoek door een psychiater bij uitstek de aangewezen vervolgstap. Deze psychiater heeft na kennisneming van het uitgebreide medische dossier en uitgebreid onderzoek van verzekerde in zijn expertiserapport van 8 november 2010 geschreven: Er is thans niet sprake van een psychiatrische stoornis in het toestandbeeld welke leidt tot een aanhoudende of merkbare vermindering van de psychische (cognitieve, conatieve of affectieve) functies (…)

Wel is nog sprake van enkele restklachten van het hierboven beschreven syndroom van overspanning en de PTSS, waarbij het denkbaar is dat hij nog wat minder goed bestand is tegen een te grote emotionele belasting (bijvoorbeeld ernstige problemen of tragiek van anderen). Zijn psychische draagkracht kent een begrenzing door natuurlijke factoren, zoals kalenderleeftijd, intelligentie, opleiding en constitutie.’

Zoals uit dit rapport blijkt was van een psychiatrische stoornis en dus van een PTSS geen sprake meer, aldus verweerder. Met inachtneming van het advies van de arbeidsdeskundige dat grote emotionele belasting, zoals beschreven door de psychiater, niet voorkomt in het normale werk van een dierenarts adviseerde verweerder de verzekeraar om de arbeidsongeschiktheidsuitkering van verzekerde stop te zetten en daarbij een gefaseerde afbouw te hanteren, gezien de in het expertiserapport genoemde restklachten. Verweerder heeft dus alle benodigde medische informatie opgevraagd en daarnaast een specialist ingeschakeld. Dat hij zijn advies baseert op diens bevindingen kan verweerder niet worden verweten. Verweerder brengt advies uit aan de verzekeraar. Het contact met de verzekerde vindt voornamelijk plaats door de claimbehandelaar. Bij verzekerde is sprake van toenemende onvrede over bepaalde aspecten van zijn werkzaamheden als dierenarts, waardoor een beroepsprobleem kan worden geconstateerd. Dit is echter geen medisch objectief vast te stellen stoornis op basis waarvan verzekerde arbeidsongeschikt moest worden beoordeeld in de zin van de polis. Verweerder heeft de klachten wel serieus genomen door de situatie opnieuw te beoordelen, ook om te bezien of zijn eerdere advies nog juist was. De psychiater komt in zijn aanvullend rapport van 28 januari 2011 tot de conclusie dat de klachten van verzekerde voortkomen uit een heftige emotionele reactie en niet uit een andere of hernieuwde psychiatrische stoornis. Daarom gaf de situatie van verzekerde de psychiater vooralsnog geen aanleiding zijn eerdere conclusie te herzien; hij merkt daarbij op dat hij verzekerde niet meer heeft gezien en dat hij niet beschikt over de aanvullende informatie van een andere psychiater die verzekerde heeft onderzocht. Uit de brief van de psychiater die verzekerde heeft gezien komt geen nieuwe informatie naar voren. Verweerder heeft toen aan de verzekeraar geadviseerd een nieuwe expertise uit te voeren. Van de claimbehandelaar had hij gehoord dat klaagster en haar echtgenoot niet terug wilden naar de eerste psychiater. Voor zover verweerder weet is nog geen tweede expertise uitgevoerd.

5. De overwegingen van het college

Verweerder heeft verzekerde niet zonder overleg met een PTTS teruggestuurd naar waar het trauma is opgelopen. Verweerder heeft advies uitgebracht aan de verzekeraar en heeft, alvorens dat te doen, met toestemming van verzekerde, eerst informatie ingewonnen bij de behandelend psycholoog en vervolgens een expertiserapport laten uitbrengen door een onafhankelijk psychiater, die verzekerde heeft onderzocht. Het hoort tot het professionele domein van verweerder als verzekeringsarts om navraag te doen bij derden, zoals in dit geval is gebeurd. Verweerder is niet verplicht om de verzekerde zelf te onderzoeken. De ingewonnen informatie en het gedegen expertiserapport van 8 november 2010 kunnen het door verweerder op 30 november 2010 gegeven advies dragen. Verweerder heeft bij het uitbrengen daarvan rekening gehouden met de door de psychiater gesignaleerde restklachten door een gefaseerde afbouw van de uitkering te adviseren.

De eerste twee klachtonderdelen zijn ongegrond.

Verweerder heeft de suïcidale klachten van verzekerde wel serieus genomen door na kennisneming daarvan direct de huisarts en de behandelend psycholoog om nadere informatie te vragen en vervolgens de onafhankelijk psychiater te benaderen met het verzoek om een aanvullend advies uit te brengen, danwel zijn advies te heroverwegen. Deze psychiater kwam in zijn aanvullend rapport van 28 januari 2011 niet tot een andersluidend advies, zij het met de kanttekening dat hij de verzekerde eigenlijk zou moeten zien. Dat wilde verzekerde echter niet, zo verklaarde verweerder ter zitting. Vervolgens is met klaagster en verzekerde overleg gevoerd over een tweede expertise door een andere psychiater en gesteld noch gebleken is dat het uitblijven daarvan te wijten zou zijn aan het handelen van verweerder.

Het derde klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

Het collega acht de klacht in al haar onderdelen ongegrond, zodat zij zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. dr. A.C. Oosterman-Meulenbeld als voorzitter,

mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers als lid-jurist, mr. C.M.F. van Roessel,

prof. dr. G.G.M. Essed en C.L.S.M. Stuurman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2012 in aanwezigheid van de secretaris.