ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1721 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1141

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG1721
Datum uitspraak: 23-01-2012
Datum publicatie: 23-01-2012
Zaaknummer(s): 1141
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt verweerder, tandarts, slecht werk te hebben geleverd met betrekking tot de bij klager aangebrachte kronen, dat hij onterecht verrichtingen heeft gedeclareerd en dat hij geen klachtenregeling heeft. Klacht gegrond. Berisping.  

Uitspraak: 23 januari 2011

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 30 maart 2011 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

tandarts

destijds werkzaam te D

wonende te B

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvullingen daarop

-         het verweerschrift

-         de repliek en de aanvulling daarop

-         een afdruk van het gebit

Ondanks herhaald verzoek heeft gemachtigde van verweerder geen dupliek ingediend.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 9 december 2012 behandeld. Partijen waren aanwezig. Zij hebben hun standpunten toegelicht. Op verzoek van klager zijn als getuigen gehoord mevrouw E en de heer F . Partijen zijn in de gelegenheid gesteld vragen aan de getuigen te stellen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager is van 22 januari 2008 tot en met 21 oktober 2009 patiënt bij verweerder geweest. Op 9 december 2008 heeft verweerder kronen op de 1.2 en 2.2 geplaatst. Nadat de kronen waren losgekomen, heeft verweerder op 21 oktober 2009 de kronen vastgezet. De kronen zijn daarna weer losgekomen en op 19 augustus 2010 door een andere tandarts vastgezet, omdat verweerder in juli 2010 uit de praktijk was gezet.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij slecht werk heeft geleverd, dat hij verrichtingen heeft gedeclareerd die hij niet had mogen declareren en dat hij geen klachtenregeling heeft.

Klager voert daartoe – zakelijk weergegeven – het navolgende aan.

Tijdens de vakantie van klager in oktober 2009 zijn de kronen losgekomen. Verweerder heeft de kronen vastgezet, maar in augustus 2010 kwamen eerst de rechter- en een dag later de linkerkroon weer los. Doordat de tandartsenpraktijk de samenwerking met verweerder had opgezegd, werd klager door een andere tandarts behandeld die de kronen prutswerk vond en oordeelde dat de stiften te kort waren. In september 2010, wederom tijdens een vakantie, kwam de kroon op 2.2 weer los.

De op de als bijlage overgelegde ‘historie’ afgevinkte verrichtingen zijn niet verricht of hadden niet gedeclareerd mogen worden.

4. Het standpunt van verweerder

Klager is, doordat hij zijn frame niet droeg, met zijn voortanden gaan kauwen, waardoor is sneller slijtage aan de antagonisten en de gekroonde elementen ontstaan. Verweerder heeft klager na 21 oktober 2009 niet meer gezien. Hij is dan ook niet in de gelegenheid geweest zelf het probleem op te lossen. Verweerder heeft gedeclareerd zoals het hem is geleerd en zoals hij het ook in een vorige praktijk heeft gedaan.

Verweerder is thans niet aangesloten bij een klachtenregeling. Hij was eerder aangesloten bij NMT. Omdat hem is gebleken dat deze instelling niets voor hem kon doen, heeft hij bedacht dat het lidmaatschap zinloos was. Verweerder wist niet dat aansluiting bij een klachtenregeling verplicht was.

5. De overwegingen van het college

Vast staat dat de kronen opvallend vroeg zijn losgekomen. Klager heeft verklaard dat hij zijn frame steeds heeft gedragen, zodat niet aannemelijk is dat de oorzaak van het loskomen is gelegen in het niet dragen van het frame en een gewijzigde manier van kauwen.

Met betrekking tot de kronen heeft de getuige E verklaard dat zij op 19 augustus 2010 heeft geconstateerd dat de preparatie van de kronen te conisch en niet diep genoeg was, waardoor er onvoldoende retentie was. De getuige F heeft verklaard dat hij op 29 september 2010 heeft geconstateerd dat de kroon van klager gebroken was en dat hij een zwaluwstaartje als noodvoorziening heeft aangebracht. Het college neemt op grond van deze verklaringen aan dat de oorzaak van het loskomen is gelegen in het feit dat de preparatie niet parallel en niet diep genoeg was. Verweerder heeft door de onderhavige constructie toe te passen het risico op loskomen genomen. In zoverre is dit onderdeel van de klacht gegrond.

Met betrekking tot de declaraties heeft de getuige E met name verklaard dat zij de vinkjes op de ‘historie’ heeft gezet omdat die handelingen, behoudens het vastzetten op 21 oktober 2009, welke handeling uit coulance niet gedeclareerd had moeten worden, niet gedeclareerd hadden mogen worden. Verweerder heeft ter zitting aangegeven te beseffen dat hij niet had moeten declareren als door hem is gedaan. Verweerder kan zich er niet op beroepen dat het hem zo is geleerd, daar hij te dezen een eigen verantwoordelijkheid heeft.

Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

Ter zitting is gebleken dat verweerder niet alleen geen klachtenregeling had, maar ook dat hij niet op de hoogte was van het feit dat hij verplicht is een klachtenregeling te hebben. Dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond.

Het college is van oordeel dat de ernst van de aan verweerder gemaakte verwijten het opleggen van de maatregel van berisping rechtvaardigt.

6. De beslissing

Het college:

-         legt de maatregel van berisping op.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter,

mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, P.E. Hornman-van de Wiel, P. de Haan en J.G.J.M. Niessen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2012 in aanwezigheid van de secretaris.