ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2441 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2012/014F

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2441
Datum uitspraak: 27-11-2012
Datum publicatie: 27-11-2012
Zaaknummer(s): 2012/014F
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register
Inhoudsindicatie: De Inspectie voor de Gezondheidszorg verwijt de fysiotherapeut dat hij zich grensoverschrijdend jegens een patiënt heeft gedragen. Gegrond. Voorwaardelijke Schorsing.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 17 januari 2012 binnengekomen klacht van:

De Inspectie voor de Gezondheidszorg, werkgebied A,

hierna ook te noemen: de Inspectie,

k l a a g s t e r,

tegen

B,

fysiotherapeut,

wonende te C,

(destijds) werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift met de bijlage;

-                     de repliek met de bijlage;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.

Partijen, klaagster in de persoon voor beide voormelde Inspecteurs voor de Gezondheidszorg,  waren aanwezig. Namens de Inspectie is een pleitnota voorgedragen die aan het college is overhandigd.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1       Verweerder was als fysiotherapeut werkzaam op de revalidatieafdeling van het E.

2.2       De Inspectie ontving op 17 december 2010 een schriftelijke melding van de Raad van Bestuur van het E over grensoverschrijdend gedrag van verweerder. Dit betrof gedrag tegen een 45-jarige patiënte, die daar voor revalidatie na een ongeluk op 19 augustus 2010 was opgenomen in verband met hersenletsel. Ten gevolge van het ongeluk was haar broer overleden.  Kort daarna raakte zij in psychische nood.

2.3       Na een kortdurende stopzetting van de revalidatie is deze op 7 december 2010 hervat. Verweerder heeft patiënte die dag behandeld en zonder medische noodzaak haar borsten aangeraakt. Verweerder heeft tegenover het ziekenhuis bevestigd dat grensoverschrijdend gedrag had plaatsgevonden.

2.4       Patiënte heeft van het voorval melding gemaakt bij het E en aangifte gedaan bij de politie.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder niet heeft gehandeld zoals van hem in zijn hoedanigheid van fysiotherapeut mocht worden verwacht ten opzichte van een patiënte die aan zijn zorgen was toevertrouwd, door haar met grensoverschrijdend gedrag te confronteren.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht in deze procedure erkend.

5. De overwegingen van het college

5.1       Tijdens het door de Inspectie ingestelde onderzoek in deze zaak heeft verweerder zich in overleg met zijn (toenmalige) advocaat beroepen op zijn zwijgrecht en medewerking aan het onderzoek van de Inspectie geweigerd. Als motivering daarvoor noemde hij het tegen hem ingesteld strafrechtelijk onderzoek, op grond waarvan het niet verstandig werd geacht dat verweerder aan het onderzoek van de Inspectie zou mee  werken.

Aangezien verweerder inmiddels besloten heeft zijn medewerking aan de klachtprocedure toch te verlenen, is zijn aanvankelijke standpunt niet meer aan de orde en zal daaraan verder worden voorbij gegaan. Het komt het college niet opportuun voor om, zoals de Inspectie dat tijdens de zitting heeft gevraagd, in deze zaak uitspraken te doen, of in klachtprocedures een aangeklaagde aanspraak kan maken op een zwijgrecht.

5.2       Door de erkenning van verweerder, voor en tijdens de klachtprocedure staat het grensoverschrijdend gedrag als zodanig vast. Een verder onderzoek naar de exacte omstandigheden waaronder verweerder zijn gedrag heeft getoond, en met name hoe lang precies hij zich schuldig heeft gemaakt aan het ongeoorloofd gedrag, blijft achterwege. Als vaststaand wordt aangenomen dat hij zonder noodzaak de borsten van patiënte gedurende enige tijd heeft gemasseerd.

5.3       Dit gedrag is laakbaar, temeer daar verweerder een patiënte, die vanwege psychische nood juist extra bescherming van hem nodig had, slachtoffer heeft gemaakt. Verweerder heeft niet kunnen uitleggen, zelfs niet in meer algemene termen, wat hem ertoe heeft gebracht om zich zo welbewust te misdragen. Wat de behandeling van de ingeschakelde psycholoog precies heeft opgeleverd is niet duidelijk geworden. Verweerder stelt het zichzelf ernstig kwalijk te nemen dat hij zich aan het grensoverschrijdend gedrag heeft schuldig gemaakt. In de stukken en tijdens  de zitting heeft hij aandacht gevraagd voor zijn belangen, enerzijds om zijn gezin te onderhouden en anderzijds om hem in staat te stellen de gebeurtenissen “een plaats te geven”. Hij heeft inmiddels een nieuwe baan als fysiotherapeut en hoopt die baan te kunnen behouden. De huidige gebeurtenissen heeft hij bij zijn sollicitatie niet gemeld.

5.4       Op grond van het voorgaande heeft het college niet de volledige overtuiging bekomen dat het gedrag van verweerder, waarvoor geen verklaring is gegeven, zich niet zal herhalen. Een schorsing is dan ook op zijn plaats. Nu hij anderzijds al gevolgen van zijn gedrag heeft ondervonden, zal het college volstaan met een geheel voorwaardelijke  schorsing. Naar verwachting zal hem dat een steun in de rug bieden om recidive te voorkomen.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg  jegens de patiënte had behoren te betrachten.

De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege schorst de inschrijving van verweerder  in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG, als fysiotherapeut, voor de duur van twee maanden.

Legt deze maatregel voorwaardelijk op en stelt daarbij de voorwaarde dat verweerder binnen een termijn van twee jaar na het onherroepelijk worden van deze beslissing zich niet opnieuw schuldig maakt aan tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag.

Aldus gewezen op 2 oktober 2012 door:

mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter,

H. Uien, mr. A.H.C.M. Snel en J.A. Mooten, leden-fysiotherapeut,

mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,

mr. J.W. Rouwendal, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 27 november 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g.  J.S.W. Holtrop, voorzitter

w.g. J.W. Rouwendal, secretaris