ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2296 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/338

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2296
Datum uitspraak: 14-08-2012
Datum publicatie: 14-08-2012
Zaaknummer(s): 2011/338
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de BMA-arts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door onder andere na te laten klager op te roepen voor het spreekuur en zich strikt te houden aan de vraagstelling van de IND zonder haar eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid mee te laten wegen. Afwijzing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 11 augustus 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te 's-Gravenhage binnengekomen en vervolgens naar dit college doorgestuurde klacht van:

A,

woonplaats B,

k l a g e r,

gemachtigde mr. J.M. Langenberg, advocaat te Utrecht,

tegen

C,

verzekeringsarts,

wonende te D,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. M.F. van der Mersch, advocaat te Den Haag.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift met bijlagen;

- de repliek met een bijlage;

- de dupliek met bijlagen;

- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

- de brief van (de gemachtigde van) klager van 2 juni 2012, met bijlage;

- de pleitnota die mr. Van der Wersch ter terechtzitting van 19 juni 2012 namens verweerster heeft overgelegd.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 19 juni 2012 behandeld.

Klager en mr. Langenberg waren afwezig.

Verweerster was aanwezig en werd bijgestaan door mr. Van der Wersch.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Klager, geboren op 1 juli 1982, heeft de E nationaliteit, is op 14-jarige leeftijd gevlucht naar Nederland en verblijft hier sindsdien als vreemdeling.

2.2. Verweerster is vanaf 2007 verbonden aan F, waar zij zich als medisch adviseur sinds 2009 bezighoudt met advisering voor het Bureau Medische Advisering (BMA) van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). BMA heeft tot taak het uitbrengen van medisch advies indien de IND dit in het kader van een vreemdelingrechtelijke procedure verzoekt.

2.3. Op 17 mei 2011 heeft de IND aan BMA een medisch advies gevraagd over klager. Het advies is gevraagd in het kader van de beoordeling van de vraag of er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 64 Vreemdelingenwet 2000. Met toestemming van klager heeft BMA informatie opgevraagd bij de door klager opgegeven behandelaar, G, sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Op 22 juli 2011 werd informatie verkregen van G.

2.4. Op 1 augustus 2011 heeft verweerster medisch advies uitgebracht aan de IND. Verweerster heeft daarbij de vragen van de IND, voor zover hier van belang, als volgt beantwoord:

“1a. Heeft betrokkene een of meer medische klachten?

Ja, betrokkene heeft medische klachten.

1b. Zo ja, wat is de aard van de klachten?

Uit de informatie verkregen van de gemachtigde behandelaar komt naar voren dat betrokkene bekend is met klachten van slecht slapen, nachtmerries, depressie, gedachten aan de dood, angst, snel boos, vergeetachtig en slecht concentreren. De behandelaar komt tot de diagnose PTSS en een recidiverende depressie.

2a. Staat betrokkene voor de klachten als onder 1 bedoeld onder medische behandeling of wordt medische behandeling binnenkort gestart?

Ja, betrokkene staat onder medische behandeling.

2b. Zo ja, wat is de aard van deze behandeling, door wie wordt deze behandeling gegeven en is de behandeling van tijdelijke of blijvende aard?

Medicatie:

Mirtazapine 30 mg 1 maal daags 1 tablet.

Therapie:

Betrokkene staat onder behandeling van de psychiater en krijgt naast de medicatie ook 1 keer in de 2 tot 3 weken (rest van de zin ontbreek, toevoeging College)

De behandeling is in principe van tijdelijke aard, waarbij nog geen termijn aan te geven is, omdat van een werkelijke traumabehandeling nog geen sprake is, vanwege de onzekere situatie omtrent het verblijf van betrokkene.

3. Zal, gelet op de huidige medische inzichten, het uitblijven van de onder 2 genoemde behandeling leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn?

Naar huidige medische inzichten zal uitblijven van bovengenoemde behandeling niet leiden tot een medische noodsituatie, wel is het aannemelijk te verwachten dat de aanwezige klachten mogelijk persisteren danwel in ernst zullen toenemen. In het verleden is geen sprake geweest van een gedocumenteerde gedwongen opname, suïcidaliteit of psychosen. Ook thans is hier geen sprake van. Er is thans wel sprake van suïcidale gestes.

Gelet op de aard en de ernst van de klachten van betrokkene, wordt in dit geval, zonder behandeling, geen medische noodsituatie op korte termijn verwacht.

(...)

4a. Kan betrokkene reizen, met bovengenoemde vervoersmiddelen, met of zonder medische reisvoorwaarden? (Kunt u hierbij aangeven welke medische reisvoorwaarden bij de reis vooraf, tijdens en of direct na de reis noodzakelijk zijn?

Ja

Gezien de huidige medische inzichten acht ik betrokkene wel in staat te reizen met gangbare vervoermiddelen als boot, trein, bus, auto en vliegtuig.

Ik heb wel aanwijzingen dat enige medische voorziening voor, tijdens of direct na de reis noodzakelijk is, namelijk:

-Tijdens de reis begeleiding door een sociaal psychiatrisch verpleegkundige, gelet op de angst voor terugkeer en de suïcidale gestes.

(...)

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

a. geen rekening heeft gehouden met het feit dat het, gelet op de medische rapportage van de behandelaar, aannemelijk moet worden geacht dat klager zal decompenseren binnen drie maanden nadat hij het bericht zal hebben ontvangen dat hij feitelijk zal worden verwijderd uit Nederland en dat een suïcide in dat geval voor de hand ligt;

b. heeft nagelaten klager op te roepen voor een spreekuuronderzoek dan wel heeft nagelaten nader specialistisch onderzoek in te stellen;

c. onzorgvuldig heeft gehandeld door zich strikt te houden aan de vraagstelling van de IND, zonder haar eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid als arts mee te laten wegen.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het College

5.1. Het College stelt voorop dat de Staatssecretaris van Justitie beslist over het verblijf van een vreemdeling in Nederland. Het is de taak van de (door BMA) ingeschakelde arts om een medisch advies uit te brengen indien de IND dat in het kader van een vreemdelingrechtelijke procedure verzoekt. De arts die een zodanig advies uitbrengt begeeft zich daarmee op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Volgens vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie dient een zodanig advies vanuit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid aan de navolgende eisen te voldoen:

a. in het advies moet op heldere en consistente wijze zijn uiteengezet op welke gronden de conclusie en het advies zijn gebaseerd;

b. de in het advies uiteengezette gronden vinden aantoonbaar voldoende steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen, vermeld in het advies;

c. de bedoelde gronden kunnen de daaruit getrokken conclusies rechtvaardigen;

d. de rapportage beperkt zich tot het deskundigheidsgebied van de rapporteur en

e. de methode van onderzoek om tot beantwoording van de voorgelegde vraagstelling te komen kan tot het beoogde doel leiden en de rapporteur heeft daarbij de grenzen van redelijkheid en billijkheid niet overschreden.

Het College toetst daarbij ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusies van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.

5.2. Omtrent de verschillende klachtonderdelen overweegt het College als volgt. Waar het gaat om de klacht dat verweerster er geen rekening mee heeft gehouden dat er sprake zal zijn van een medische noodsituatie indien klager wordt geconfronteerd met het bericht dat hij zal worden verwijderd uit Nederland (klachtonderdeel 3a), stelt het College vast dat de IND hier niet naar heeft gevraagd. De IND heeft verweerster voorgelegd of het uitblijven van de behandeling, gelet op de huidige medische inzichten, zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Bij het opstellen van een advies als het onderhavige mocht verweerster uitgaan van de vragen die haar door de IND waren voorgelegd. Voorzover uit de klacht zoals hiervoor weergegeven onder 3c, moet worden afgeleid dat verweerster op basis van haar eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid hiernaast ook nog had moeten vermelden dat klager mogelijk suïcidaal zal worden als hij zou vernemen dat hij het land wordt uitgezet, kan dit standpunt niet worden gevolgd. Een dergelijke mededeling is immers, zoals ook al blijkt uit de vraagstelling, voor de IND (juridisch) niet relevant.

5.3. Ten aanzien van het verwijt dat verweerster klager niet heeft opgeroepen voor een spreekuuronderzoek dan wel heeft nagelaten specialistisch onderzoek te laten verrichten (klachtonderdeel 3b), heeft verweerster onweersproken gesteld dat zij zich op grond van de recente brief van de behandelaar van klager van 22 juli 2011, in combinatie met de andere informatie in het dossier, een volledig en consistent beeld kon vormen van de gezondheidssituatie van klager. Feiten en omstandigheden die er op wijzen dat verweerster niet met deze werkwijze had kunnen volstaan, zoals bijvoorbeeld twijfel aan de betrouwbaarheid van de gebruikte informatie, zijn het College niet gebleken. Verweerster kon een spreekuuronderzoek dan wel specialistisch onderzoek daarmee achterwege laten.

5.4. Het College hecht er nog wel aan op te merken dat het medisch advies van verweerster een storende fout bevat daar waar in de beantwoording van vraag 2b een deel van de zin is weggevallen, en dat het antwoord op vraag 3 betrekkelijk summier is. Zo wordt niet duidelijk gemaakt waarom er bij het uitblijven van behandeling terwijl er wel suïcidale gestes bestaan, kennelijk geen medische noodsituatie ontstaat in de vorm van een aanmerkelijke kans op zelfmoord. Gelet echter op de door verweerster op dit punt ter zitting gegeven, niet weersproken nadere informatie, kan het medisch advies niettemin als voldoende gefundeerd worden beschouwd.

5.5. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 19 juni 2012 door:

mr. E.A. Messer, voorzitter,

R. Vogelenzang, M. Bakker en dr. M.H. Godfried, leden-arts,

mr . W.A.H. Melissen, lid-jurist,

mr . B.P.W. Busch, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 14 augustus 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. E.A. Messer, voorzitter

w.g. B.P.W. Busch, secretaris