ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2275 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/214T
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2275 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-07-2012 |
Datum publicatie: | 31-07-2012 |
Zaaknummer(s): | 2011/214T |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | De klacht houdt in dat de tandarts is tekortgeschoten in de tandheelkundige zorg die klager van haar mocht verwachten. Waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 21 juni 2011 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a g e r,
gemachtigde J.S.M. Ottens-de Jong;
tegen
C,
tandarts,
wonende te B,
werkzaam te B,
v e r w e e r s t e r,
gemachtigde mr. W.H. Bouman, advocaat te Amsterdam.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlage;
- de brief van J.S.M. Ottens-de Jong, binnengekomen op 12 oktober 2011;
- de repliek met de bijlagen;
- de dupliek;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
- de brief van de gemachtigde van verweerster, binnengekomen op 15 maart 2012;
- het proces-verbaal van het op 19 april 2012 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek;
- de brief van mr. A.C. Kool, advocaat te Amsterdam, met de bijlagen, binnengekomen op 22 mei 2012;
- de fax van mr. W.H. Bouman, binnengekomen op 23 mei 2012;
- de brief van mr. A.C. Kool met de bijlage, binnengekomen op 29 mei 2012.
De klacht is ter openbare terechtzitting van 5 juni 2012 behandeld. Het verzoek tot behandeling achter gesloten deuren is, na afweging van de belangen ter zake, afgewezen omdat geen sprake was van gewichtige redenen. Het verzoek een nader door mr. Bouman ingezonden productie buiten beschouwing te laten is afgewezen, omdat dit stuk op de juiste wijze onder de aandacht van het college is gebracht.
Partijen waren aanwezig. Klager werd bijgestaan door J.S.M. Ottens-de Jong en verweerster door mr. W.H. Bouman. Ottens-de Jong voornoemd en mr. Bouman voornoemd hebben een toelichting gegeven, mede aan de hand van de ter terechtzitting op beeldscherm getoonde digitale röntgenfoto’s van het gebit van klager, die gelijk waren aan de bij de stukken gevoegde geprinte versies van die röntgenfoto’s. Het OPG was echter ter zitting niet digitaal beschikbaar en kon derhalve niet op beeldscherm worden getoond.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1. Op 29 augustus 2007 wendde klager zich voor het eerst tot D tandartsenpraktijk BV, geleid door D en E. Verweerster is van 2 december 2002 tot en met 30 juni 2010 als tandarts in deze praktijk werkzaam geweest. Op 29 augustus 2007 is klager gezien door een collega van verweerster. Klager had op dat moment last van een zacht gevoel ter plaatse van zijn gehemelte en een ‘witte bolling’ in zijn mond. Tevens had hij een verkleuring van het element 22, waarvan de oorzaak onbekend was. De collega van verweerster heeft vervolgens een overzichtsfoto (OPG) gemaakt evenals 2 bitewings. Hij noteerde in het tandheelkundig dossier dat de elementen 22 en 18 in de gaten gehouden moesten worden en dat de eerstvolgende afspraak een kleine röntgenfoto (solo) moest worden gemaakt van element 22.
2.2. Klager is voor zijn (half)jaarlijkse controle drie keer teruggekeerd naar de tandartspraktijk. Deze controlebehandelingen zijn door verweerster verricht.
2.3. Bij de eerste controle heeft klager verweerster verteld wat zijn klachten waren en dat de collega van verweerster een ‘follow-up’ nodig achtte. Verweerster zelf vond, gezien de op 29 augustus 2007 gemaakte overzichtsfoto, het vervaardigen van een solo opname niet noodzakelijk. Ook overigens constateerde zij een ‘mooi gebit’ dat geen nader onderzoek of specifieke behandeling behoefde. Ditzelfde constateerde zij bij de tweede en derde controle.
2.4. Klager is in oktober 2010 door een (andere) collega van verweerster behandeld. Deze collega constateerde ter plaatse van het element 22 een fistel die behandeling noodzakelijk maakte. Op 24 november 2010 is daartoe gestart met een wortelkanaalbehandeling. Aangezien de ontsteking bleef, is klager op 13 april 2011 verwezen naar een kaakchirurg.
2.5. Klager heeft op 10 mei 2011 de kaakchirurg bezocht. Deze constateerde een periapicale cyste ( wortelpuntontsteking) ter plaatse van element 22. De kaakchirurg heeft daarop besloten tot een wortelpuntoperatie.
3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
1. geen aandacht heeft besteed aan de notitie op de patiëntenkaart dat er een soloopname gemaakt moest worden van element 22;
2. gedurende drie jaren geen enkele röntgenfoto van het gebit van klager heeft gemaakt;
3. klager onjuist heeft ingelicht over de toestand van zijn gebit.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1. Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen ten opzichte van klager buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is getreden, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Het college is van oordeel dat dit op onderdelen het geval is geweest en motiveert dat als volgt.
5.2. Vast staat dat klager bij het eerste bezoek op 29 augustus 2007 klachten uitte die aandacht behoefden en dat een verkleuring van het element 22 zichtbaar was. Verweerster heeft, zoals zij ter terechtzitting erkende, bij haar eerste controle de verkleuring opgemerkt. Dat zij desondanks in navolging van het advies van haar collega geen solo-opname maakte, valt verweerster niet te verwijten. Zij heeft aangevoerd dat de op 29 augustus 2007 gemaakte overzichtsfoto geen afwijkingen vertoonde. Op grond van de overgelegde gegevens heeft het college niet kunnen vaststellen dat deze conclusie van verweerster onjuist was. Onder deze omstandigheden is het college van oordeel dat verweerster mocht afgaan op haar eigen onderzoeksbevindingen - zij heeft zoals klager ter terechtzitting erkende in de mond van klager gevoeld - en haar professionele oordeel en dat zij het op dat moment (dus) niet noodzakelijke röntgenologisch onderzoek achterwege mocht laten. Daarentegen had de verkleuring van het element 22 - waarvan de oorzaak onbekend was én waarvan het verweerster bekend was, of had behoren te zijn, dat behandeling ervan niet had plaatsgevonden - voor verweerster aanleiding moeten zijn om een vitaliteittest te doen. Verweerster heeft niettemin dit wel noodzakelijke onderzoek achterwege gelaten, hetgeen haar te verwijten valt. Zij heeft hiermee niet alleen zichzelf de kans ontnomen om een gefundeerde onderbouwing te hebben voor het achterwege laten van het maken van een solo-opname, maar ook het risico genomen dat er een (acute) wortelpuntontsteking kon ontstaan van het verkleurde element 22. Een en ander geldt evenzeer voor de twee opvolgende controles.
5.3. Het achterwege laten van de vitaliteittest heeft er bovendien toe geleid dat zij klager onjuist heeft ingelicht door te spreken van ‘een mooi gebit’ dat kennelijk geen onderzoek en/of behandeling behoefde.
5.4. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in nagenoeg al haar onderdelen gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten. De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerster.
Aldus gewezen op 5 juni 2012 door:
mr. T.L. de Vries, voorzitter,
H.C. van Renswoude, F.S. Kroon en E.M.J. Muller leden-beroepsgenoot,
mr. R.P. Wijne, lid-jurist,
mr. J.W. Rouwendal, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 31 juli 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. T.L. de Vries, voorzitter
w.g. J.W. Rouwendal, secretaris