ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2272 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/211T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2272
Datum uitspraak: 31-07-2012
Datum publicatie: 31-07-2012
Zaaknummer(s): 2011/211T
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie:   De klacht houdt in dat de tandarts is tekortgeschoten in de tandheelkundige zorg die klager van haar mocht verwachten door hem voorafgaande aan het plaatsen van een brug onjuist te informeren. Berisping

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 20 juni 2011 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

gemachtigde W

tegen

C,

tandarts,

wonende te B,

werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. W.H. Bouman, advocaat te Amsterdam.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift;

-                     het aanvullende klaagschrift met de bijlage;

-                     het verweerschrift met de bijlage;

-                     de brief van W, binnengekomen 12 oktober 2011;

-                     de repliek met de bijlagen;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                     de brief van de gemachtigde van verweerster, binnengekomen op 15 maart 2012;

-                     het proces-verbaal van het op 19 april 2012 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek;

-                     de brief van mr. A.C. Kool, advocaat te Amsterdam, met de bijlagen, binnengekomen op 22 mei 201

-                     de fax van mr. W.H. Bouman, binnengekomen op 23 mei 2012;

-                     de brief van mr. A.C. Kool met de bijlage, binnengekomen op 29 mei 2012.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 5 juni 2012 behandeld. Het verzoek tot behandeling achter gesloten deuren is, na afweging van de belangen ter zake, afgewezen omdat geen sprake was van gewichtige redenen. Het verzoek een nader door mr. Bouman ingezonden productie buiten beschouwing te laten is afgewezen, omdat dit stuk op de juiste wijze onder de aandacht van het college is gebracht.

Klaagster was afwezig met ter terechtzitting gedaan bericht van verhindering. Klaagster werd vertegenwoordigd door W en verweerster door mr. W.H. Bouman. W voornoemd en mr. Bouman voornoemd hebben een toelichting gegeven, mede aan de hand van de ter terechtzitting getoonde digitale foto’s van het gebit van klaagster, die gelijk waren aan de bij de stukken gevoegde geprinte versies van die foto’s.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Klaagster stond onder tandheelkundige behandeling bij D tandartsenpraktijk BV, geleid door D en E. Verweerster was van 2 december 2002 tot en met 30 juni 2010 als tandarts in deze praktijk werkzaam en was toen de behandelend tandarts van klaagster.

2.2.      In 2007 heeft klaagster een wortelkanaalbehandeling ondergaan in verband met een wortelpuntontsteking (radiolucentie) van element 37. De behandeling is door verweerster verricht en is op 22 november 2007 afgerond. Diezelfde dag heeft verweerster een afspraak gemaakt met klaagster over het plaatsen van een vierdelige brugconstructie met als pijlers de elementen 35 en 37.

2.3.      Op 13 maart 2008 heeft verweerster de vierdelige brug geprepareerd. Een vervolgbehandeling heeft plaatsgevonden op 4 april 2008, op welke datum de brug is geplaatst.

2.4.      Twee jaar later bleek de brug te moeten worden verwijderd in verband met nog bestaande wortelpuntontstekingen, waarvoor klaagster opnieuw is behandeld.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

1.      ten onrechte een vierdelige brug heeft gemaakt op een element dat ontstoken was;

2.      klaagster onjuist heeft voorgelicht over de toestand van haar gebit.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1.     Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen ten opzichte van klaagster buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is getreden, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Met klaagster is het college van oordeel dat dit het geval is geweest en motiveert dat als volgt.

5.2.    Hoewel het college geen kennis heeft kunnen nemen van het complete tandheelkundig dossier van klaagster, kan op basis van de in de loop van deze procedure overgelegde gegevens worden vastgesteld dat verweerster klaagster in oktober 2008 - overigens op juiste indicatie - heeft behandeld in verband met een wortelpuntontsteking van het element 37. De wortelkanaalbehandeling is eind november 2008 afgerond. Vervolgens heeft verweerster een half jaar later een aanvang gemaakt met het vervaardigen van een vierdelige brug op waarbij de 37 als pijler werd gebruikt. Dat het doel van deze brug het zo snel mogelijk doen opvullen van het diasteem betrof, is op zich navolgbaar en de juistheid van de indicatie wordt gezien de afwezigheid van een compleet tandheelkundig dossier door het college verondersteld. Verweerster treft op dit punt geen verwijt. Wel verwijtbaar is echter dat verweerster zich er in maart 2009 niet dan wel onvoldoende van heeft vergewist of de ontsteking aan het element 37 volledig was verdwenen. De noodzaak van onderzoek daarnaar was aanwezig aangezien het plaatsen van een vierdelige brug op een mogelijk nog ontstoken element een groot risico met zich brengt op vroegtijdig verlies van het element en daarmee tevens op verlies van de brug. Het nemen van dit risico was niet alleen in het nadeel van de gezondheid van klaagster, maar bracht tevens met zich dat de hoge kosten van de door verweerster voorgestelde oplossing niet langer in verhouding stonden tot het daarvan te verwachten rendement. Verweerster had dit risico eenvoudig kunnen én moeten ondervangen door voorafgaand aan het plaatsen van de brugconstructie, een röntgenfoto te maken ter beoordeling van de situatie van en rond het element 37. Mede op basis van het röntgenbeeld had zij dan kunnen beoordelen of het verantwoord was dit element als brugpijler te gebruiken. Dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond.

5.3.    Nu verweerster zich onvoldoende heeft vergewist of het verantwoord was om een duurzame constructie als een vierdelige brug te plaatsen, staat bovendien vast dat zij klaagster daarover onjuist, althans onvoldoende heeft geïnformeerd. Ook dit onderdeel van de klacht is daarom gegrond.

5.4.    De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens patiënte had behoren te betrachten. De aard van de geschonden norm en de ernst van de gevolgen in aanmerking genomen, is de oplegging van na te melden maatregel passend.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege berispt verweerster.

Aldus gewezen op 5 juni 2012 door:

mr. T.L. de Vries, voorzitter,

H.C. van Renswoude, F.S. Kroon en E.M.J. Muller leden-beroepsgenoot,

mr. R.P. Wijne, lid-jurist,

mr. J.W. Rouwendal, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 31 juli 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. T.L. de Vries, voorzitter

w.g. J.W. Rouwendal, secretaris