ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2215 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2010/342

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2215
Datum uitspraak: 17-07-2012
Datum publicatie: 17-07-2012
Zaaknummer(s): 2010/342
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat hij niet heeft gehandeld zoals van hem mag worden veracht door onder andere haar klachten niet serieus te nemen.  Waarschuwing  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 november 2010 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

arts,

wonende te D,

destijds werkende te B,

v e r w e e r d e r

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift met een bijlage;

-                     de repliek;

-                     de dupliek;

-                     het proces-verbaal van het op 15 juli 2011 gehouden mondeling vooronderzoek.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 12 juni 2012 behandeld. Klaagster was afwezig. Verweerder was aanwezig, bijgestaan door mr. W.A.M. Rupert, advocaat te Rotterdam.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1       Op 26 augustus 2010 heeft klaagster, toen 61 jaar oud, zich bij haar werkgever ziek gemeld. De leidinggevende van klaagster heeft contact opgenomen met verweerder in zijn hoedanigheid van bedrijfsarts bij de arbodienst van de werkgever van klaagster. Verweerder heeft van de leidinggevende onder meer begrepen dat klaagster kort voor haar ziekmelding door de werkgever was geschorst wegens ernstig plichtsverzuim, dat zij vermoedelijk gokverslaafd was en dat klaagsters ontslag al was aangevraagd. Op verzoek van de werkgever heeft verweerder klaagster versneld opgeroepen voor zijn spreekuur.

2.2       Op 1 september 2010 heeft verweerder klaagster op zijn spreekuur gezien. Verweerder en klaagster hadden elkaar niet eerder ontmoet. Verweerder had tijdens dat spreekuur de zogenoemde Arbo-Werknemerinformatiekaart (de status) van klaagster tot zijn beschikking. Op deze kaart was vermeld het aantal ziekmeldingen (drie) en de duur daarvan (enkele dagen) van klaagster in de vier voorgaande maanden. Meer voor het spreekuur relevante informatie bevatte de Werknemerinformatiekaart niet.

2.3       Na het spreekuurcontact heeft verweerder de leidinggevende bij brief van 1 september 2010 over klaagster als volgt meegedeeld:  “Zij heeft zich ziekgemeld met spanningsklachten als gevolg van problemen met haar werkgever. Er is. dus sprake van een arbeidsconflict. Ik heb mw. uitgelegd dat bij arbeidsconflicten de richtlijn arbeidsconflicten van toepassing is. Deze geeft aan dat er zo’n geval geen beroep kan worden gedaan op de ziektewet (…)”. Verweerder heeft klaagster naar haar advocaat verwezen en geen nieuwe afspraak gemaakt.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht.

3.1       De klacht luidt dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals van een professioneel bedrijfsarts mag worden verwacht. Tijdens het spreekuurcontact, dat maar 10 minuten heeft geduurd, is verweerder er van begin af aan vanuit gegaan dat klaagster aan spanningsklachten leed als gevolg van het arbeidsconflict. Zonder daarnaar enig onderzoek te doen of zelfs maar contact op te nemen met de behandelende sector of behandelende artsen heeft verweerder geconcludeerd dat zij niet ziek was.

4. Het standpunt van verweerder.

4.1       Verweerder heeft de klacht bestreden. Hij stelt dat hij klaagster ruim de gelegenheid heeft gegeven haar verhaal te doen en dat hij niet de indruk had dat medische redenen een rol speelden bij de ziekmelding. Voor zover nodig wordt hieronder verder ingegaan op het verweer.

5. De overwegingen van het college.

5.1       Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat het de taak van de bedrijfsarts is vast te stellen of en in hoeverre de ziek gemelde werknemer daadwerkelijk ziek is. Het is niet de bedrijfsarts die bepaalt of en in hoeverre de werkgever gehouden is het loon door te betalen en of op die loonbetalingsverplichting de Ziektewet van toepassing is.

5.2       Klaagster verwijt verweerder dat hij niet heeft gevraagd of zij klachten had of onder medische behandeling stond. In de stukken en ter zitting heeft verweerder hierop gereageerd met de stelling dat klaagster bij binnenkomst opgewonden, ontdaan en van slag was en niet wist waar haar verhaal te beginnen. Daarom heeft hij haar verteld dat hij van haar leidinggevende de aanleiding voor haar schorsing en ontslag al had gehoord. Verweerder heeft klaagster ook gezegd dat hij zich kon voorstellen dat zij door het arbeidsconflict emotioneel uit haar evenwicht was geraakt en daardoor haar werk niet kon verrichten. Toen klaagster kenbaar maakte dat zij het niet eens was met zijn zienswijze, viel het verweerder op dat zij weliswaar emotioneel was maar de zaken goed op orde had en begreep wat hij zei, aldus  verweerder.

5.3       Van het spreekuurcontact met klaagster heeft verweerder geen verslag gemaakt, hetgeen hij naar het oordeel van het college wel had behoren te doen. Reeds in de eigen stellingen en standpunten van verweerder ligt besloten dat hij uit het oog heeft verloren dat een werknemer ten tijde van een arbeidsconflict ook op zichzelf staande klachten als gevolg van ziekte kan hebben. Kennelijk heeft verweerder anamnestisch noch anderszins  beoordeeld  of klaagster ziek was. Pas tijdens deze tuchtrechtelijke procedure heeft verweerder vernomen dat klaagster destijds onder behandeling stond van cardioloog, internist, oogarts en psychiater. Op zijn spreekuur heeft hij klaagster niet naar eventuele behandelaars gevraagd. Dat de cardioloog enkele weken eerder bij klaagster een forse hypertensie had vastgesteld (200/100 mmHg) is één van de gegevens die verweerder door zijn gebrekkig onderzoek niet bij zijn beoordeling heeft kunnen betrekken.

Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die van hem als bedrijfsarts mocht worden verwacht. Hier doet niet aan af – en in zoverre is de klacht ongegrond - dat het spreekuurcontact in de visie van klaagster mogelijk (veel) te kort heeft geduurd. De duur van het contact is niet beslissend. Wel van belang is dat een adequaat onderzoek wordt verricht.

5.4       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht grotendeels gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten.  Na te noemen maatregel is passend en geboden. Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal publicatie van deze beslissing worden bepaald.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.

Het Regionaal Tuchtcollege beveelt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant en aangeboden zal worden aan het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde en aan Medisch Contact.

Aldus gewezen op 12 juni 2012 door:

mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter,

dr. B. van Ramshorst, P.G.J. Koch en dr. T. Kuipers, leden-beroepsgenoten,

mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,

mr. P.J. van Vliet, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 17 juli 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. J.S.W. Holtrop, voorzitter

w.g. P.J. van Vliet, secretaris