ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2136 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/427

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2136
Datum uitspraak: 19-06-2012
Datum publicatie: 19-06-2012
Zaaknummer(s): 2011/427
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt de BMA-arts onder andere dat zij geen zelfstandig onderzoek heeft verricht naar de behandelmogelijkheden in Sierra Leone en evenmin heeft onderzocht of de zorg aldaar voor klager toegankelijk is. De arts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Afwijzing

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 3 oktober 2011 bij het college te Den Haag en op 1 november 2011 bij het college te Amsterdam

binnengekomen klacht van:

A,

woonplaats onbekend,

met gekozen domicilie te B,

k l a g e r,

gemachtigde mr. T.P. Boer advocaat te Arnhem,

tegen

C,

arts voor arbeid en gezondheid-bedrijfsgeneeskunde,

werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. M.F. van der Mersch, advocaat te Den Haag.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-           het klaagschrift met de bijlage;

-           het verweerschrift met de bijlagen;

-           de brief van de gemachtigde van klager, binnengekomen op 6 januari 2012;

-           de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-           de brief van de gemachtigde van klager, binnengekomen op 24 april 2012.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van

het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 24 april 2012 behandeld. Klager en zijn gemachtigde waren afwezig. Verweerster werd bijgestaan door mr. M.F. van der Mersch, advocaat te Den Haag. Mr. Van der Mersch heeft een toelichting gegeven aan de hand van een pleitnota die aan het college is overgelegd.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het

volgende worden uitgegaan:

2.1

Klager, geboren december 1987 van Sierra Leoonse nationaliteit, is gevlucht c.q.

meegenomen door een man naar Nederland, die hem vervolgens heeft verkracht en op

straat gezet. Klager lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en is daarvoor tot

medio januari 2011 in behandeling geweest bij de GGZ te E. Op 15 juni 2011 is klager

weer verwezen naar de GGZ en wel in F.

2.2

Vanaf 2002 werkt verweerster als zelfstandige bedrijfs- en verzekeringsarts voor

verschillende opdrachtgevers waaronder G. Het Bureau Medische

Advisering (BMA) van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) schakelt artsen van

G  in voor de medische advisering in het kader van de Vreemdelingenwet

2000 (Vw 2000).

2.3.

Bij brief van 20 juni 2011 heeft IND een medisch advies gevraagd over klager aan BMA.

Het advies zag op de vraag of sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 64

Vw 2000, waarin is bepaald dat uitzetting achterwege blijft zolang het gelet

op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of diens gezinsleden niet verantwoord is te

reizen. Op 31 augustus 2011 heeft verweerster het medisch advies aan IND uitgebracht

nadat zij met toestemming van klager informatie had opgevraagd bij zijn behandelaars te

weten de huisarts H en de behandelaars bij de GGZ instelling I te E de sociaal psychiatrisch verpleegkundige J en de psychiater K.

Verweerster vermeldt in het advies dat zij op basis van de verstrekte medische informatie

van de behandelaars betreffende de therapie het niet noodzakelijk achtte om betrokkene op

te roepen voor een spreekuuronderzoek noch om nader specialistisch onderzoek te laten

verrichten.

2.4.

Het advies bevat -voor zover relevant voor de beoordeling van de onderhavige klacht -de

hierna weergegeven antwoorden op de volgende vragen:

"A. Persoonsgebonden vragen

1a.

Heeft betrokkene één of meer medische klachten?

Ja, aldus behandelaars.

1b.

Zo ja, wat is de aard van de klachten?

De gestelde diagnosen conform DSM-IV classificatie luiden: posttraumatische

stressstoornis (PTSS).

...

2a.

Staat betrokkene voor de klachten als onder 1 bedoeld onder medische behandeling of

wordt medische behandeling binnenkort gestart?

Ja, hij is onder behandeling.

2b.

Zo ja, wat is de aard van deze behandeling, door wie wordt deze behandeling gegeven en is

de behandeling van tijdelijke of van blijvende aard?

Medicatie:

A. Fevarin, 100mg, 1/dd 1

B. Trazolan, 100mg, 1/dd 1 (mogelijk inmiddels stop)

C. Lexapro (escitalopram) 10mg 1/dd 1/2 tab

D. Esomeprazol 40mg 1/dd 1

E. Midalgan hydrofiele creme (mogelijk inmiddels stop)

Therapie:de therapie op dit moment bestaat uit consult huisarts wanneer nodig en er loopt

een verwijzing naar de GGZ F. Het is onduidelijk of behandeling alhier inmiddels

gestart is.

2c.

Zo de behandeling van tijdelijke aard is, kunt u op basis van de huidige medische inzichten

aangeven wanneer de behandeling zal zijn afgerond?

Nee, op grond van de huidige medische inzichten is niet aan te geven wanneer de

behandeling zal zijn afgerond.

3.

Zal, gelet op de huidige medische inzichten, het uitblijven van de onder 2 genoemde

behandeling leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn?

Nee, het uitblijven van behandeling kan wel een toename in de bestaande klachten geven.

Er zijn echter geen aanwijzingen dat dit zal leiden tot een noodsituatie op korte termijn

(binnen 3 maanden). Dit omdat er geen sprake is van een psychiatrisch ziektebeeld

gepaard gaande met psychose of psychotische verschijnselen. Ook maakt de huidige

informatie geen melding van situaties waarin gevaar voor eigen leven of dat van anderen

heeft gespeeld, bijvoorbeeld het ondernemen van een tentamen suïcide. Er is in de

geschiedenis geen sprake geweest van een opname in een ziekenhuis of instelling voor

psychische aandoeningen. Op dit moment is er ook geen sprake van een opname in het

kader van de Wet BOPZ, dan wel het voornemen om tot een dergelijke opname te komen.

...

Indien betrokkene gaat reizen, gebeurt dit in de regel per vliegtuig, trein, auto of boot.

4a.

Kan betrokkene reizen, met bovengenoemde vervoersmiddelen, met of zonder medische

reisvoorwaarden?

(Kunt u hierbij aangeven welke medische reisvoorwaarden bij de reis vooraf, tijdens en/of

direct na de reis noodzakelijk zijn?)

Ja, gezien de huidige medische inzichten acht ik betrokkene in staat te reizen met gangbare

vervoermiddelen, als boot, trein, bus, auto en vliegtuig.

Ik heb aanwijzingen dat enige medische voorziening voor, tijdens of direct na de reis

noodzakelijk is, namelijk:

- tijdens de reis begeleiding door een sociaal psychiatrisch verpleegkundige, welke

kan toezien op de inname van medicatie en welke kan ondersteunen of ingrijpen in

situaties waarbij sprake is van een toename in onrust of ontstaan van angsten, zoals

dit bijvoorbeeld versterken kan in de beperkte ruimte van een vliegtuigcabine of

door zich geconfronteerd voelen met situaties die hem aan het verleden doen

denken. Ter geruststelling is aan te bevelen begeleiding mee te laten gaan tijdens

het reizen, ook om de eventuele reacties van de omgeving van betrokkene te kunnen

opvangen.

4b.

Indien u de medische reisvoorwaarde van fysieke overdracht aan een medische instelling

c.q. behandelaar voorschrijft kunt u aangeven voor welke behandeling de fysieke

overdracht noodzakelijk is?

Niet van toepassing, betrokkene mag in staat worden geacht zelf medische hulp te zoeken

indien nodig.

4c.

Indien het antwoord op vraag 4a Nee luidt, kunt u aangeven hoelang betrokkene niet in

staat kan worden geacht te reizen met voornoemde vervoersmiddelen? (Indien betrokkene

niet kan reizen, zo mogelijk termijn aangeven; als termijn niet mogelijk, dan 3 of 6

maanden voorstellen).

Niet van toepassing.

B, Landgebonden vragen.

5a.

Is behandeling in algemeen medisch-technische zin, voor de onder 1a en 1b beschreven

klachten, op enige plaats in Sierra Leone aanwezig? (land van herkomst c.q. land van

bestemming).

Niet van toepassing.

5b.

Zo ja, waaruit bestaat deze behandeling en waar wordt bedoelde behandeling gegeven?

(Bijvoorbeeld in welk soort instellingen, met welk type hulpverleners, met welke

medicijnen)

Niet van toepassing."

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht heeft betrekking op het door verweerster uitgebrachte medisch advies aan IND

van 31 augustus 2011.

Kort samengevat verwijt klager verweerster dat haar advies innerlijke tegenstrijdigheden

bevat nu zij enerzijds ervan uitgaat dat klager behandeling nodig heeft, doch anderzijds niet

ingaat op de behandelmogelijkheden in Sierra Leone. Voorts verwijt klager verweerster dat

zij geen zelfstandig onderzoek heeft verricht naar die behandelmogelijkheden en evenmin

heeft onderzocht of de zorg die klager behoeft in Sierra Leone voor hem toegankelijk is.

Tenslotte verwijt klager verweerster dat zij niet heeft onderzocht of de behandeling voor

klager in Sierra Leone adequaat en effectief is en of deze zal plaatsvinden in een veilige

omgeving.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor

zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1

Het college stelt voorop dat het de taak van BMA is om een medisch advies uit te brengen

indien IND dat in het kader van een vreemdelingrechtelijke procedure verzoekt. Dat advies

kan ter beoordeling aan de tuchtrechter worden voorgelegd. Daarentegen formuleert noch

toetst het college het hier te lande geldende vreemdelingenbeleid. Het is de Staatssecretaris

van Justitie die beslist over de toelating van de vreemdeling tot Nederland en die toetsing

kan in een bestuursrechtelijke procedure worden beoordeeld.

5.2

Het college zal nagaan of de advisering door verweerster voldoet aan de tuchtrechtelijke

standaard. Volgens vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie dient het advies vanuit het oogpunt

van vakkundigheid en zorgvuldigheid aan de navolgende eisen te voldoen:

-           het advies zet op inzichtelijke en consistente wijze uiteen op welke gronden de

conclusie van het advies steunt;

-         in het advies uiteengezette gronden vinden aantoonbaar voldoende steun in de

feiten, omstandigheden en bevindingen van het advies;

-           de gronden kunnen de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen;

-           de rapportage beperkt zich tot de deskundigheid van de rapporteur;

-           de methode van onderzoek teneinde tot beantwoording van de voorgelegde

vraagstelling te komen, kan tot het beoogde doel leiden;

-         de rapporteur overschrijdt daarbij niet de grenzen van redelijkheid en billijkheid.

Bij deze beoordeling zal als criterium gelden of het onderzoek uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de

conclusie van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.

5.3.

Bij de beantwoording van de persoonsgebonden vragen is verweerster afgegaan op de

informatie die zij heeft opgevraagd bij de huisarts H en de behandelaars bij de GGZ

instelling I te E. Uit die gegevens blijkt dat klager lijdt aan een

postraumatische stressstoornis (PTSS) en daarvoor tot medio januari 2011 onder

behandeling was van de GGZ te E en na verwijzing door de huisarts mogelijk sedert 15 juni 2011 bij de GGZ F. Onweersproken is dat in de tussenliggende periode klager

niet is behandeld en kennelijk zelf zijn weg heeft gevonden naar de huisarts en mogelijk de GGZ F. Op grond van deze informatie kon verweerster ervan uitgaan dat het uitblijven van behandeling bij klager niet tot een medische noodsituatie op korte termijn zal leiden. Daaraan doet niet af dat verweerster bij de beantwoording van vraag 3 van de

persoonsgebonden vragen heeft toegevoegd dat het uitblijven van behandeling wel een

toename in de bestaande klachten kan geven.

Omdat verweerster naar het oordeel van het college terecht kon concluderen dat het

uitblijven van behandeling niet op korte termijn tot een medische noodsituatie zal leiden,

behoefde zij binnen het kader van de door IND aan BMA voorgelegde vragen de

landgebonden vragen, in het bijzonder de vraag of behandeling in Sierra Leone aanwezig

was, niet te beantwoorden.

Het feit dat verweerster bij de beantwoording van de vraag of klager kon reizen heeft

aangegeven aanwijzingen te hebben dat enige medische voorziening voor, tijdens of direct

na de reis noodzakelijk is in de vorm van begeleiding door een sociaal psychiatrisch

verpleegkundige maakt het advies niet innerlijk tegenstrijdig. Het ging verweerster er

immers om dat de begeleiding door een sociaal psychiatrisch verpleegkundige zou bestaan

uit het toezien op de inname van medicatie en ondersteuning of ingrijpen in situaties

waarbij sprake is van een toename bij klager in onrust of ontstaan van angsten zoals dat

bijvoorbeeld versterken kan in de beperkte ruimte van een vliegtuigcabine of door zich

geconfronteerd te voelen met situaties die hem aan het verleden doen denken. Het ging

verweerster er ook om met die begeleiding eventuele reacties van de omgeving van

klager te kunnen opvangen. Uit één en ander kan bezwaarlijk de conclusie worden

getrokken dat als gevolg van het uitblijven van behandeling bij terugkeer naar Sierra Leone

er bij klager op korte termijn een medische noodsituatie zal ontstaan.

Er is derhalve in het advies van verweerster met betrekking tot dit onderdeel geen sprake

van innerlijke tegenstrijdigheden zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

5.4.

Ook de verwijten van klager dat verweerster geen zelfstandig onderzoek heeft verricht naar

de behandelmogelijkheden in Sierra Leone, en niet onderzocht heeft of de zorg aldaar voor

klager toegankelijk is, noch onderzocht heeft of de behandeling in Sierra Leone voor klager

adequaat en effectief is en zal plaatsvinden in een veilige omgeving kunnen niet leiden tot

gegrondheid van de klacht.

Naar het oordeel van het college kon verweerster op grond van de haar ter beschikking

staande medische en overige informatie tot de conclusie komen dat het uitblijven van

behandeling van klager niet zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Het

college verwijst daartoe naar hetgeen hiervoor onder 5.3 is overwogen.

Binnen het kader van de door de IND geformuleerde vraagstelling behoefde verweerster

niet te onderzoeken of behandeling in algemeen medisch-technische zin voor klager op

enige plaats in Sierra Leone aanwezig was en zo ja, waaruit die behandeling dan zou

bestaan en waar deze zou worden gegeven.

5.5.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.

Verweerster kan ten aanzien van het door haar uitgebrachte advies geen tuchtrechtelijk

verwijt worden gemaakt.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 24 april 2012 door:

mr. M. van Walraven, voorzitter,

M. Bakker, L.M. Gualthérie van Weezel en J.N. Bennen, leden-arts,

mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist,

mr. P. Tanja, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 19 juni 2012 door de voorzitter in

aanwezigheid van de secretaris.

w.g. M. van Walraven, voorzitter

w.g. P. Tanja, secretaris