ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2120 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/224T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2120
Datum uitspraak: 12-06-2012
Datum publicatie: 12-06-2012
Zaaknummer(s): 2011/224T
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De klacht houdt in dat de tandarts is tekortgeschoten in de tandheelkundige zorg die klaagster van haar mocht verwachten. Afwijzing

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 23 juni 2011 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

gemachtigde drs. J.H.M. Verhoeff-Vinkenburg,

tegen

D,

tandarts

wonende te E,

thans werkzaam te F,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. B.J. Mekkelholt, advocaat te Den Helder.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift;

-                     de brief met de bijlage van G, Inspecteur voor de Gezondheidszorg te H, binnengekomen op 8 november 2011;

-                     de repliek met de bijlagen;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                     de brief met de bijlage van 10 januari 2012 aan verweerster van G voornoemd;

-                      

-                     de brieven (met de bijlagen) van mr Mekkelholt voornoemd, respectievelijk binnengekomen op 28 en 30 maart 2012.

De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.

Partijen waren aanwezig. Klaagster werd bijgestaan drs. Verhoeff-Vinkenburg  voornoemd en verweerster werd bijgestaan door mr. Mekkelholt voornoemd.

Drs. Verhoeff-Vinkenburg heeft een toelichting gegeven aan de hand van pleitaantekeningen die aan het college en de wederpartij zijn overgelegd. Voorts was I meegebracht door verweerster als informante aanwezig.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1  Klaagster is op 9 februari 2010 na een doorverwijzing van haar eigen tandarts J, waarbij verweerster eenmaal per week een praktijkruimte huurde, door verweerster gezien wegens een pijnklacht aan element 15.

2.2 Verweerster heeft toen in element 15 een endodontische behandeling aangevangen.

2.3 Op 12 februari 2010 heeft klaagster verweerster laten weten dat zij er de voorkeur aan gaf verder door tandarts J wilde te worden behandeld.

2.4 Verweerster heeft daarop bij klaagster een glasionomeervulling gemaakt daar voor een noodvulling voor de langere termijn te weinig substantie was.

 2.5 Daarna heeft verweerster klaagster niet meer gezien.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster een endodontische behandeling niet heeft afgemaakt.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Ter terechtzitting heeft klaagster bevestigd dat zij zelf niet wilde dat verweerster de 

endodontische behandeling zou afmaken en dat zij er de voorkeur aan had gegeven dat tandarts J, bij wie zij al jaren patiënt was, dit zou doen. Als reden hiervoor heeft zij gegeven dat zij ontevreden was over de gang van zaken tijdens het eerste consult. Wat hier ook van zij, van een onwil bij verweerster om de behandeling af te maken, dan wel van het op onzorgvuldige wijze beëindigen van de behandelovereenkomst, is niet gebleken. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij met klaagster had afgesproken dat zij zelf een afspraak zou maken met tandarts J. Verweerster mocht er dan ook op vertrouwen dat klaagster de weg terug wist vinden naar tandarts J die immers al jarenlang haar tandarts was geweest en met wie verweerster nauw samenwerkte.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 17 april 2012 door:

mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter,

H.C. van Renswoude, H.C. Teune en M.M.L.F. Smulders, leden-tandarts,

mr. C.E. Polak, lid-jurist,

mr. T.H.C. Coert, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 12 juni 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. J.S.W. Holtrop, voorzitter

w.g. T.H.C. Coert, secretaris