ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2010/289T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2119
Datum uitspraak: 12-06-2012
Datum publicatie: 12-06-2012
Zaaknummer(s): 2010/289T
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: De klacht houdt in dat de tandarts is tekortgeschoten in de tandheelkundige zorg die klaagster van haar mocht verwachten. Niet Ontvankelijk

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 24 september 2010 . binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

tandarts,

wonende te D,

thans werkzaam te E,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. B.J. Mekkelholt, advocaat te Den Helder.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het aanvullend klaagschrift

-                     de correspondentie tussen F en de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam;

-                     het aanvullende klaagschrift;

-                     de brief van verweerster, binnengekomen op 14 maart 2011;

-                     een brief van klaagster, binnengekomen op 8 juni 2011;

-                     het proces-verbaal van het op 23 juni 2011 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek;

-                     het verweerschrift;

-                     de brief met de bijlage van G, Inspecteur voor de Gezondheidszorg te H, binnengekomen op 8 november 2011;

-                     de repliek met de bijlagen;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                     de brief met de bijlage van 10 januari 2012 aan verweerster van G voornoemd;

-                     de brief met de bijlagen van mr. Mekkelholt, binnengekomen op 30 maart 2012;

-                     de brief van mr. Mekkelholt, binnengekomen op 3 april 2012.

De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.

Partijen waren aanwezig. Verweerster werd bijgestaan door mr. Mekkelholt voornoemd.

Klaagster heeft een toelichting gegeven aan de hand van pleitaantekeningen die aan het college en de wederpartij zijn overgelegd. Voorts was I als informante, meegebracht door verweerster, aanwezig.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

Klaagster heeft vanaf 8 juli 2010 in de praktijk in J als tandarts waargenomen toen verweerster na een geschil over de huur van de praktijkruimte  met de eigenaar  uit die praktijk was vertrokken.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

1.                  het vertrouwen in de tandheelkunde ernstig heeft geschaad;

2.                  patiënten tandheelkundig ernstig heeft mishandeld;

3.                  frauduleus heeft gedeclareerd bij patiënten en zorgverzekeraars;

4.                  geen waarneming heeft geregeld toen zij de praktijk in J verliet;

5.                  onterecht medicatie heeft toegepast.

 4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft primair gesteld dat klaagster wegens gebrek aan een rechtstreeks belang niet kan worden ontvangen in haar klacht. Subsidiair heeft verweerster de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Met betrekking tot de ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht oordeelt het college als volgt.

De voorliggende vraag is of klaagster als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 sub a Wet BIG kan worden kan worden aangemerkt.

Klaagster heeft als toelichting op haar klacht bij repliek als reactie op het niet-ontvankelijkheids-verweer van verweerster gesteld dat zij de klacht heeft ingediend omdat het haar “burgerplicht” is om melding van misstanden te maken. Wat betreft haar belang bij het indienen van de klacht, heeft zij gesteld dat zij geen persoonlijk belang heeft maar dat zij het belang dient van haar collega-tandartsen die jaren hun best hebben gedaan om de naam en faam van de beroepsgroep hoog in het vaandel te houden.     

 Dit algemene belang dat klaagster meent te dienen met het indienen van haar klacht kan naar het oordeel van het college niet leiden tot ontvankelijkheid van klaagster in de gehele klacht nu immers de klachtgerechtigdheid afhangt van een rechtstreekse belang en niet van een algemeen belang. Het enkele feit, dat klaagster ook tandarts is, noch het feit dat zij persoonlijk met de schadelijke gevolgen van het handelen van verweerster zou zijn geconfronteerd, maakt haar geen rechtstreeks belanghebbende in de zin van de Wet BIG.

Overigens ontbeert klaagster – nog daargelaten dat zij haar klacht op onderdelen nauwelijks en in elk geval wel erg mager heeft geconcretiseerd - bij de door haar persoonlijk ingediende klachtonderdelen een eigen belang. De klacht heeft betrekking op handelen van verweerster jegens  verschillende patiënten die ook zelfstandig (behoudens voor klachtonderdeel 4, voor zover zij daarbij al heeft gepersisteerd (waarover hierna meer) dezelfde of vergelijkbare klachten hebben ingediend. Op die klachten van de patiënten zelf zal thans of in de toekomst worden beslist. 

 5.2 Uit het bovenstaande volgt dat alleen klachtonderdeel 4 inhoudelijk zal worden beoordeeld en dat in overige klachtonderdelen klaagster niet kan worden ontvangen.

5.3  Met betrekking tot het vierde klachtonderdeel oordeelt het college als volgt.

Klaagster heeft patiënten behandeld die zonder tandheelkundige zorg waren achtergelaten door het plotselinge vertrek van verweerster.

Klaagster heeft de gevolgen van het ontbreken van een waarneemregeling zelf ondervonden. Zij heeft dan ook als collega, zelf een rechtstreeks belang om hierover te klagen.

5.4 Het enkele feit echter dat een waarneemregeling ontbrak staat weliswaar vast maar niet is komen vast te staan dit verweerster tuchtrechtelijk is aan te rekenen. Klaagster heeft allerlei stukken ingediend maar heeft verzuimd haar verwijt over het ontbreken van een waarneemregeling specifiek duidelijk toe te lichten en concreet te onderbouwen. Het klachtonderdeel kan daarom bij inhoudelijke beoordeling niet slagen.

De conclusie van het voorgaande is dat de klaagster deels niet-ontvankelijk is in haar klacht en dat de klacht voor het overige ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht voor de onderdelen 1., 2., 3. en 5. wijst de klacht voor onderdeel 4. af.

Aldus gewezen op 17 april 2012 door:

mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter,

H.C. van Renswoude, H.C. Teune en M.M.L.F. Smulders, leden-tandarts,

mr. C.E. Polak, lid-jurist,

mr. T.H.C. Coert, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 12 juni 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g.  J.S.W. Holtrop, voorzitter

 w.g. T.H.C. Coert, secretaris