ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2075 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/215VP

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2075
Datum uitspraak: 05-06-2012
Datum publicatie: 05-06-2012
Zaaknummer(s): 2011/215VP
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register
Inhoudsindicatie: Klager (IGZ) verwijt de verpleegkundige kort samengevat dat zij ten opzichte van een haar zorg toevertrouwde en in een TBS kliniek opgenomen patiënt de grenzen van de professionele relatie heeft geschonden. De verpleegkundige heeft de klacht (deels) erkend. Voorwaardelijke schorsing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 21 juni 2011 binnengekomen klacht van:

DE INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG,

gevestigd te A,

k l a a g s t e r,

vertegenwoordigd door B en C,

tegen

D,

verpleegkundige,

wonende te E,

v e r w e e r s t e r

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift met de bijlage;

-                     de repliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 10 april 2012 behandeld. Partijen waren aanwezig.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Verweerster is sinds 31 januari 2003 als verpleegkundige werkzaam in F (hierna: de kliniek).

2.2. Verweerster is op 22 oktober 2009, 17 november 2009 en 8 december 2009 vanuit de kliniek aangesproken op haar contacten met patiënt G (hierna: de patiënt), die in de kliniek was opgenomen op grond van een TBS maatregel. In het verlengde van het gesprek van 8 december 2009 zijn er werkafspraken gemaakt over de intensiteit en de inhoud van de contacten tussen verweerster en de patiënt.

2.3.  Op 21 januari 2010 heeft opnieuw een gesprek met verweerster plaatsgevonden, waarbij is opgemerkt dat verweerster de gemaakte afspraken niet nakomt. Verweerster heeft begeleiding in het patiëntencontact aangeboden gekregen.

2.4. Tijdens de hiervoor genoemde gesprekken en ook tijdens de nadien met haar begeleidster gevoerde gesprekken ontkende verweerster een relatie met de patiënt te hebben.

2.5.  Op 7 maart 2010 is bij de patiënt een – niet toegestane – mobiele telefoon aangetroffen. De patiënt heeft vervolgens verklaard dat hij deze telefoon van verweerster heeft gekregen en dat hij een relatie met haar heeft. Verweerster heeft, hiermee geconfronteerd, toegegeven een relatie met de patiënt te hebben, maar ontkent de telefoon te hebben verstrekt.

2.6.  In een later stadium heeft verweerster erkend dat zij de mobiele telefoon aan de patiënt heeft gegeven. Verder heeft zij verklaard onder druk te zijn gezet door een andere patiënt, wiens flat zij gebruikte voor de relatie. Ter terechtzitting heeft verweerster verklaard dat zij deze patiënt geld en goederen heeft gegeven, in ruil voor geheimhouding.

2.7.  Het dienstverband van verweerster met de kliniek is beëindigd. De patiënt is overgeplaatst naar een andere kliniek. Verweerster heeft nog steeds een relatie met de patiënt en bezoekt hem wekelijks op zijn nieuwe verblijfplaats.

2.8. Verweerster is op dit moment werkzaam als wijkverpleegkundige. Na het bekend worden van haar relatie met de patiënt heeft zij op verzoek van klaagster een verklaring getekend dat zij gedurende de loop van onderhavige procedure niet werkzaam zal zijn in de forensische psychiatrie.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

3.1. Klaagster verwijt verweerster dat zij ten opzichte van een aan haar zorgen toevertrouwde patiënt de grenzen van een professionele relatie heeft geschonden door een persoonlijke en fysieke relatie aan te gaan. Daarbij geldt als bijkomende omstandigheid dat de patiënt verbleef in een TBS kliniek, en derhalve, gezien het onvrijwillige karakter van zijn verblijf, in een bijzonder afhankelijke positie verkeerde. Verweerster wordt verder verweten dat zij geen hulp heeft gezocht bij collega’s of leidinggevenden, maar integendeel de situatie heeft ontkend. Tot slot wordt verweerster verweten dat zij de patiënt in strijd met de afspraken in het bezit heeft gesteld van een mobiele telefoon.

4. Het standpunt van verweerster

4.1. Verweerster erkent dat zij heeft nagelaten tijdig melding te maken van haar gevoelens voor de patiënt. De relatie was echter ook van de kant van de patiënt geheel vrijwillig en in de kliniek waar hij thans verblijft is opgemerkt dat de relatie een positief effect op de patiënt heeft. Van benadeling van de patiënt is dan ook geen sprake. Dat het in de context waarin zij en de patiënt elkaar hebben ontmoet niet mogelijk was om een relatie met elkaar aan te gaan realiseert verweerster zich, maar haar gevoelens waren van dien aard dat dit juist voor haar de reden was om de relatie geheim te houden. Verweerster onderstreept de oprechtheid van haar gevoelens en acht de kans op herhaling daarom nihil.

5. De overwegingen van het college

5.1. Het college stelt vast dat de feiten waarop de klacht is gebaseerd niet worden betwist. Zij zal zich derhalve uitsluitend dienen uit te laten over de beoordeling ervan. Dienaangaande overweegt het college als volgt.

5.2.  De regel dat het aangaan van een relatie met een patiënt niet is toegestaan dient in de eerste plaats het belang van de patiënt. Dat in onderhavig geval van een daadwerkelijk nadeel niet is gebleken, zoals verweerster stelt, kan niet leiden tot de conclusie dat haar gedrag alsnog aanvaardbaar wordt. Regels zijn er naar hun aard op gericht om in het algemeen toegepast te worden, waarbij de omstandigheid dat niet iedere overtreding afbreuk doet aan het belang dat de regel beoogt te beschermen niet in mindering kan worden gebracht op de toepasbaarheid van de regel. Het gaat er bij voorschriften als hier aan de orde immers juist om dat wordt voorkomen dat een patiënt nadeel ondervindt. De toepasselijkheid van de regel kan niet worden beperkt tot gevallen waarin – achteraf – kan worden geconstateerd dat inderdaad sprake was van benadeling.

5.3  Daar komt bij dat het belang van de patiënt niet het enige belang is dat de betreffende regel beoogt te beschermen. Het gaat ook om de veiligheid van andere patiënten en collega’s. Uit de feiten zoals die hiervoor zijn genoemd blijkt dat deze belangen ernstig zijn geschaad door het optreden van verweerster. Zij is ertoe overgegaan de patiënt een mobiele telefoon te verschaffen, hetgeen in strijd is met de in de kliniek geldende regels. Dat zij deze telefoon heeft gegeven ten behoeve van de relatie moge zo zijn, het moet verweerster duidelijk zijn geweest dat zij op geen enkele wijze kon voorkomen dat de patiënt het toestel ook voor geheel andere doeleinden zou kunnen gebruiken. Daar komt bij dat verweerster zich met het negeren van voorschriften vatbaar maakte voor chantage, welk risico zich ook daadwerkelijk heeft gemanifesteerd.

5.4 Geconstateerd moet worden dat verweerster door haar gedrag ten opzichte van meerdere patiënten niet langer in een voor verzorgenden vereiste onafhankelijke positie verkeerde en dat zij zich bewust moet zijn geweest van de risico’s die dit voor haarzelf, de betreffende patiënten en haar collega’s met zich bracht. Desondanks heeft verweerster, ook toen zij herhaalde malen expliciet is bevraagd op haar verhouding tot de patiënt, volhardt in haar ontkennende houding. Verweerster heeft aldus haar eigen belang bij continuering van haar werkkring en relatie ten onrechte laten prevaleren boven de belangen van de overige bij de kliniek betrokken personen. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg had behoren te betrachten.

5.5. Het college acht dit ernstig verwijtbaar. De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege

-                     schorst verweerster voorwaardelijk, voor de duur van één jaar, van inschrijving in het register;

-                     bepaalt dat verweerster op straffe van verlies van de voorwaardelijkheid van de schorsing, gedurende een proeftijd van twee jaar geen functie in de forensische psychiatrie mag bekleden.

Aldus gewezen op 10 april 2012 door:

mr. F.G. Bauduin, voorzitter,

drs. P.A. Arnold, C.T.J. de Koning en D.M. van Etten M-anp, leden-beroepsgenoot,

mr. Q.R.M. Falgner, lid-jurist,

mr. J.W. Rouwendal, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 5 juni 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. F.G. Bauduin, voorzitter

w.g. J.W. Rouwendal, secretaris