ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2073 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/424VP

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG2073
Datum uitspraak: 05-06-2012
Datum publicatie: 05-06-2012
Zaaknummer(s): 2011/424VP
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de verpleegkundige bij monde van haar (waarnemend) geneesheer-directeur dat hij een intieme relatie met een voormalige patiënte is aangegaan en heeft onderhouden. Waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 22 november 2011 binnengekomen klacht van:

A,

gevestigd te B,

k l a a g s t e r,

vertegenwoordigd door haar bestuur

gemachtigden : C en D,

k l a  a g s t e r,

tegen

E,

verpleegkundige,

wonende te F,

v e r w e e r d  e r

gemachtigde: mr. J. Leemans, medewerker van DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift met de bijlage;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 10 april 2012 behandeld. nadat een verzoek van verweerder tot sluiting van de deuren was afgewezen.

Partijen waren op de zitting aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door mr.  Leemans voornoemd.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Verweerder is vanaf 1992 verpleegkundige en is in die functie werkzaam

geweest bij klaagster tot 11 maart 2011.

2.2. Vanaf september 2005 was hij werkzaam voor klaagster in de locatie van A

in G. Het betreft hier de kliniek H, een open afdeling voor crisisbehandeling en korte stabilisatie van volwassenen met psychiatrische klachten. Verweerder werkte daar uitsluitend in nachtdiensten, welke diensten hij alleen verrichtte.

2.3. In de periode tussen 4 en 8 juni 2010 is I, geboren in augustus 1988

(hierna patiënte) vrijwillig opgenomen geweest in H , open afdeling J. Verweerder werkte in die periode in de nachtdienst en tijdens deze diensten zijn er – als professioneel aan te merken – gesprekken gevoerd tussen verweerder en patiënte.

2.4. Bij brief van 16 juli 2010 heeft patiënte verweerder een brief geschreven waarin

zij – samengevat – hem bedankt voor zijn goede diensten en verhaalt hoe het met haar gaat.

2.5. In de periode daarna geeft patiënte gedurende de nachtdiensten van verweerder

een aantal malen telefonisch contact met hem gezocht. Daarbij is persoonlijke informatie uitgewisseld. Ook heeft er een (toevallige) ontmoeting plaatsgevonden in K waarbij verweerder patiënte een consumptie heeft aangeboden.

2.6. Op weer een later moment, ook in 2010, heeft verweerder het initiatief genomen

patiënte uit te nodigen voor een gesprek in Hotel L in K. Hij had in dat hotel ook een kamer gehuurd. Er heeft een ontmoeting plaatsgevonden in het restaurant van dat hotel. Nadien is er geen contact meer geweest tussen verweerder en patiënte.

2.7.   Klaagster is op de hoogte gekomen van de contacten tussen verweerder en patiënte en heeft, gelet op de aard, frequentie en inhoud van die contacten  verweerder op 1 maart 2011 op staande voet ontslagen.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

3.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder een intieme relatie met patiënte is aangegaan en deze heeft onderhouden en hij daardoor grensoverschrijdend en in strijd met de voor hem geldende gedragscode heeft gehandeld. Voorts wordt verweerder verweten dat hij over een langere periode via Hyves berichten heeft uitgewisseld met patiënte waarvan de inhoud als grensoverschrijdend moet worden aangemerkt.

4. Het standpunt van verweerster

4.1.    Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen grotendeels bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1. Naar het oordeel van het college kan verweerder het verwijt worden gemaakt dat

hij naar de beëindigde opname contact is blijven houden met patiënte en dat hij, toen dit contact zich verdiepte, dit niet heeft verbroken en evenmin heeft gemeld en besproken met zijn leidinggevenden. Van verweerder had mogen worden verwacht, mede gelet op zijn kennis en ervaring met name ook met psychiatrische patiënten, dat hij zou beseffen dat grote terughoudendheid op zijn plaats was. Verweerder heeft ter zitting overtuigend laten blijken dit nu ook in te zien.

5.2. Niet is komen vast te staan dat verweerder een kamer heeft gehuurd in het hotel

om met patiënte een verdergaande intieme relatie te onderhouden. Als het gaat om de verzonden hyves-berichten kan naar het oordeel van het College niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat deze door verweerder zijn opgemaakt en verzonden. De verklaringen daarover staan tegenover elkaar. Bovendien betreft het een account aangemaakt op een computer in de werkomgeving van verweerder. Daarmee kan niet worden uitgesloten dat ook anderen toegang hebben gehad tot deze account. Het College acht het opvallend dat alleen hyves-berichten van verweerder aan patiënte zijn overgelegd en geen berichten van patiënte aan verweerder, hetgeen de gerezen twijfel of deze berichten daadwerkelijk door verweerder zijn verzonden versterkt.

5.3. Wat blijft is dat verweerder zich ten opzichte van een patiënte op een verwijtbare

manier heeft gedragen. De conclusie is dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens patiënte had behoren te betrachten. De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt  verweerder.

Aldus gewezen op 10 april 2012 door:

mr. F.G. Bauduin, voorzitter,

drs. P.A.  Arnold, C.T.J. de Koning en D.M. van Etten M-anp, leden-beroepsgenoot,

mr. Q.R.M. Falgner, lid-jurist,

mr. J.W. Rouwendal, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 5 juni 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. F.G. Bauduin, voorzitter

w.g. J.W. Rouwendal, secretaris