ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG1889 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/233GZP
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG1889 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-04-2012 |
Datum publicatie: | 03-04-2012 |
Zaaknummer(s): | 2011/233GZP |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 31 mei 2011 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a g e r,
tegen
C,
gezondheidszorgpsycholoog,
wonende te D,
(destijds) werkzaam te B,
v e r w e e r d e r,
gemachtigde mr. K.T.B. Salomons, advocaat te Den Haag.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlage;
- het verweerschrift met de bijlage;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.
Verweerder, vergezeld van zijn hiervoor genoemde gemachtigde, was aanwezig. Klager was afwezig.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1. Op 24 maart 2009 heeft tussen klager en verweerder in de huisartsenpraktijk van klager een gesprek van ongeveer 40 minuten plaatsgevonden.
2.2. Bij op 30 december 2009 gedateerde brief aan de huisarts van klager is op naam van verweerder onder het hoofd afsluiting/behandeling verslag gedaan. Daarin wordt gemeld, onder meer, dat de behandeling van klager van maart 2009 tot en met juni 2009 heeft plaatsgevonden (1); dat klager duidelijk blijk geeft van paranoïde wanen (2); als reden van de afsluiting: dat hij geen motivatie en ziekte-inzicht heeft, onder toevoeging van “ik heb e.e.a. mondeling met u overlegd” (3); als diagnose bij ontslag: As I: schizofrenie, paranoïde type en As II Paranoïde persoonlijkheidsstoornis (4).
2.3. Het gesprek op 24 maart 2009 hield in werkelijkheid verband met een gebeurtenis die zich bij klager in militaire dienst had voorgedaan. Verweerder heeft klager voorgesteld om een vervolgafspraak met een psychiater te maken, waarop klager niet wilde ingaan. Naar aanleiding van het contact met klager heeft verweerder een intakeverslag opgesteld (productie bij verweerschrift).
3. De klacht en het standpunt van klager
Klager stelt dat verweerder zich aan verwijtbaar, zeer onzorgvuldig handelen heeft schuldig gemaakt. Voormelde brief van verweerder aan de huisarts bevat enerzijds onjuistheden en anderzijds zeer zware diagnoses. De diagnoses en ook het verslag zelf zijn niet met klager besproken. Bij toeval is hij twee jaar later van een en ander op de hoogte geraakt.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de verwijten op zichzelf niet ontkend maar ter verontschuldiging feiten aangevoerd die zijn gedrag kunnen verklaren en mogelijk kunnen verontschuldigen.
5. De overwegingen van het college
5.1 Verweerder heeft aangevoerd dat hij in 2009 ernstige lichamelijke klachten heeft gekregen die in de loop van dat jaar verergerden waardoor hij niet meer kon werken. Eind van dat jaar is hij benaderd door het secretariaat met het verzoek om de dagrapportages te verzorgen en de jaarcasussen af te sluiten. Hij heeft getracht aan dit verzoek te voldoen, waarna de secretaresse door het uitblijven van zijn (volledige) reacties buiten hem om en zonder zijn toestemming een aantal patiënten (waaronder klager) heeft “afgehamerd” door een handtekening onder een door verweerder opgesteld verslag te zetten. Dit verslag was echter nog niet af. Verweerder erkent dat het verslag aan de huisarts fouten bevat en ook onvolledig is. In het verslag ontbreekt ook de in werkelijkheid door verweerder gestelde diagnose van Aanpassingsstoornis met gemengde emoties/gedragsstoornis.
5.2 Verweerder concludeert dat hij er beter aan had gedaan om niet in te gaan op het verzoek om tijdens zijn ziekte de casussen van 2009 af te sluiten. Het college kan het daarmee eens zijn maar concludeert ook dat in deze zaak onvoldoende zeker is geworden dat verweerder een verwijtbare fout heeft gemaakt. Zo kan met name niet vastgesteld worden dat verweerder er zich van bewust van had moeten zijn, dat de verkeerde verslaglegging met de ernstig foute diagnoses een definitieve status zouden kunnen krijgen en/of in handen van derden zouden kunnen vallen. Zo kan om dezelfde reden niet worden vastgesteld waarom verweerder het verslag niet met klager heeft besproken. Bij een en ander wordt in aanmerking genomen dat klager na het verweerschrift niet meer heeft gereageerd en evenmin ter zitting is verschenen.
De conclusie is dat verweerder geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.
Aldus gewezen op 7 februari 2012 door:
mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter,
dr. R.J. Takens, L.J.J.M. Geertjens en L. de Nobel, leden-gezondheidszorgpsycholoog,
mr. C.E. Polak, lid-jurist,
mr. B.P.W. Busch, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 3 april 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. J.S.W. Holtrop, voorzitter
w.g. B.P.W Busch, secretaris