ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG1887 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/386P

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG1887
Datum uitspraak: 03-04-2012
Datum publicatie: 03-04-2012
Zaaknummer(s): 2011/386P
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register
Inhoudsindicatie:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 oktober 2011 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

psychotherapeut,

wonende te D,

destijds werkzaam te D,

v e r w e e r d e r.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het aanvullend klaagschrift;

- de correspondentie betreffende het vooronderzoek.

De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.

Klaagster, vergezeld door haar moeder, was aanwezig. Verweerder is zonder bericht niet ter zitting verschenen.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

Klaagster heeft in verband met traumatische ervaringen tijdens een beroepsmatig verblijf in E verweerder als psychotherapeut in augustus 2010 per e-mail benaderd.

Verweerder heeft haar daarop uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek.

Na dat kennismakingsgesprek heeft zij aan verweerder laten weten van therapie bij hem af te zien.

Vervolgens heeft zij een factuur van € 271,= ontvangen.

Naar aanleiding van de verzonden factuur heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder.

Klaagster heeft de factuur uiteindelijk zelf betaald.

Op een door de Nederlandse Vereniging voor Vrijgevestigde Psychotherapeuten (NVVP) geregeld bemiddelingsgesprek is verweerder niet verschenen.

Op 29 november 2011 heeft verweerder zich als psychotherapeut en als GZ-psycholoog uit het BIG-register laten uitschrijven.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder onzorgvuldig jegens klaagster heeft gehandeld. Zij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat verweerder haar vóór het kennismakingsgesprek zowel per e-mail als telefonisch had laten weten dat aan haar behandeling bij verweerder voor haar geen kosten waren verbonden. In het geval van een eigen risico zou verweerder dat voor zijn rekening nemen. In de contacten met verweerder over de ontvangen factuur heeft verweerder steeds te kennen gegeven dat het inderdaad niet de bedoeling was dat zij deze factuur zou voldoen, maar hij heeft er niet voor gezorgd dat het geregeld werd. Daardoor heeft zij de factuur uiteindelijk zelf moeten betalen.

Klaagster heeft verder naar voren gebracht dat verweerder zowel tijdens het kennismakingsgesprek als tijdens het telefonisch gesprek daarna een verwarde indruk maakte. Ook zag hij er tijdens het kennismakingsgesprek zeer onverzorgd uit, hetgeen voor klaagster aanleiding was om niet bij verweerder in therapie te gaan. Volgens klaagster moeten andere patiënten tegen verweerder in bescherming worden genomen maar moet verweerder ook tegen zichzelf in bescherming worden genomen.

Klaagster verwijt verweerder ten slotte dat hij op het door de NVVP geregelde bemiddelingsgesprek niet is komen opdagen.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft geen verweer gevoerd.

5. De overwegingen van het college.

Vooropgesteld wordt dat het feit dat verweerder thans is uitgeschreven uit het BIG-register voor de bevoegdheid van het college en de beoordeling van de klacht geen betekenis heeft omdat verweerder op het moment van het handelen waarop de klacht betrekking heeft wel stond ingeschreven.

Gelet op het (aanvullend) klaagschrift en hetgeen klaagster ter zitting naar voren heeft gebracht en waartegen verweerder geen verweer heeft gevoerd, concludeert het college dat verweerder jegens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Bij de conclusie is in aanmerking genomen dat verweerder een met klaagster voorafgaande aan het kennismakingsgesprek gemaakte afspraak over de kosten niet is nagekomen, waardoor zij deze kosten, overigens bestaand uit een gebruikelijk vast bedrag, tegen de gemaakte afspraak in zelf heeft moeten dragen.

Uit het relaas van klaagster is duidelijk geworden dat de onverzorgde en verwarde indruk van verweerder tijdens het kennismakingsgesprek voor haar reden was om niet bij verweerder in therapie te gaan. Hoewel het uiterlijk van iemand uiteraard op zichzelf genomen geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen met zich kan brengen, was de toestand van verweerder hier kennelijk zodanig dat het klaagster heeft afgeschrikt met als gevolg dat zij niet door hem wilde worden behandeld. Daardoor heeft het kunnen gebeuren, en daarvoor is verweerder verantwoordelijk, dat klaagster niet (meteen) de dringend therapeutische hulp, die zij nodig had voor zeer ernstige gebeurtenissen waar zij betrokken bij dan wel getuige van was geweest, heeft gekregen die op zijn minst op zijn plaats was geweest.

Oplegging van een zwaardere maatregel is noodzakelijk. Dit klemt temeer daar verweerder bij beslissing van 14 april 2009 een waarschuwing heeft gekregen voor het niet tijdig treffen van een adequate waarnemingsregeling voor momenten dat hij (tijdelijk) niet in staat is om zorg te verlenen aan hem toevertrouwde patiënten. Dit betrof feiten vanaf 4 oktober 2007. Ruim zeven maanden later beging hij vergelijkbare fouten (geen adequate waarneming) waarvoor hij bij uitspraak van 17 mei 2011 voor de duur van drie maanden is geschorst.

De omstandigheid dat verweerder na voornoemde uitspraken wederom een situatie heeft veroorzaakt waarbij een cliënt die zijn hulp zocht niet door hem kon/wilde worden geholpen doet het ernstigste vrezen voor andere cliënten – nu en in de toekomst - die verweerder als psychotherapeut, indien hij weer in het BIG-register zou worden ingeschreven, zou gaan behandelen.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) jegens klaagster had behoren te betrachten.

De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege schorst verweerder voor de duur van drie maanden, onder bepaling dat deze schorsing ingaat op het moment dat hij weer in het register ex artikel 3 Wet BIG als psychotherapeut zou worden ingeschreven.

Aldus gewezen op 7 februari 2012 door:

mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter,

dr. R.J. Takens, drs. L.J.J.M. Geertjens en drs. L. de Nobel, leden-psychotherapeut,

mr. C.E. Polak, lid-jurist,

mr. B.P.W. Busch, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 3 april 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. J.S.W. Holtrop, voorzitter

w.g. B.P.W. Busch, secretaris