ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG1879 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/245

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG1879
Datum uitspraak: 27-03-2012
Datum publicatie: 27-03-2012
Zaaknummer(s): 2011/245
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 14 juli 2011 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

arts,

wonende te D,

werkzaam te E,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift;

-                     het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift met de bijlagen;

-                     de repliek met de bijlagen;

-                     de dupliek met de bijlage;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                     de brieven van klager, binnengekomen op 21 december 2011, 28 december 2011 en 10 januari 2012.  

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.

Klager was afwezig met bericht van verhindering. Verweerster was verschenen en werd bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Klager heeft op 14 december 2010 een gehandicaptenparkeerkaart aangevraagd in zijn woonplaats, de gemeente F. In het kader van de beoordeling van deze aanvraag is klager uitgenodigd om op 17 januari 2011 op verweersters spreekuur te komen. De gemeente had verweerster verzocht een indicatieonderzoek te verrichten teneinde haar te adviseren of klager in aanmerking kon komen voor deze voorziening. Een gehandicapten parkeerkaart kan worden verstrekt aan personen die

al dan niet met loophulpmiddel in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen”.

2.2 Verweerster heeft klager op 17 januari 2011 gezien op de spreekuurlocatie G. Het dossier van verweerster bestond uit het aanvraagformulier van klager met daarbij gevoegd - in een gesloten enveloppe - medische informatie van de bedrijfsarts, het verzoek om een sociaal-medisch advies van de gemeente en de uitnodigingsbrief aan klager.

2.3 Het medisch onderzoek heeft twintig minuten geduurd. Verweerster heeft klager geobserveerd, een anamnese afgenomen en de aangeleverde medische informatie van de bedrijfsarts bestudeerd. Verweerster heeft bekeken hoe klager van de wachtkamer naar de naastgelegen spreekkamer liep, hoe klager uit zijn stoel opstond en hoe hij vervolgens over korte afstand op de gang buiten de spreekkamer heeft gelopen.

2.4 Verweerster heeft geconcludeerd dat klager weliswaar door pijnklachten een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard heeft, maar dat hij in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter te lopen. In het sociaal-medisch advies dat verweerster op 19 januari 2011 uitbracht aan de gemeente heeft zij geschreven:

“Belanghebbende heeft een aandoening van de ingewanden waarbij hij pijnklachten en bloedverlies heeft bij/uit de anus. Deze aandoening is doorgaans goed behandelbaar en geeft ook geen grote beperkingen. Blh geeft echter aan dat hij ondanks behandeling nog steeds klachten heeft. Hij draagt incontinentiemateriaal en heeft pijnklachten bij het lopen. In de reeds aanwezig medische informatie werd bevestigd dat er een aandoening is waarbij ook vermeld wordt dat de klachten toch ook aspecifiek zijn. Verbetering en herstel is niet uitgesloten. (..…) Bij het eigen onderzoek bleek dat er enige beperkingen zijn bij het lopen door pijnklachten. Er is nu duidelijk sprake van gering bloedverlies dat op zich geen belemmering vormt bij het lopen. De loopafstand is duidelijk meer dan 100 meter”.

2.5 De gemeente heeft bij brief van 24 januari 2011 de aanvraag van klager afgewezen.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

1.                  onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht;

2.                  de privacy van klager heeft geschonden.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het college stelt vast dat het door verweerster verrichte medisch onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de beroepsgroep zoals deze zijn vastgelegd in het VIA Protocol Gehandicaptenparkeervoorzieningen (november 2008). Verweerster heeft zich strikt gehouden aan onderzoek naar de loopbeperking. Bij de uitvoering van het onderzoek is ook overigens niet gebleken van onzorgvuldigheid. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.2 Wat betreft het tweede klachtonderdeel, dat verweerster met haar rapportage de privacy van klager heeft geschonden, overweegt het college als volgt. De rapportage van de hand van verweerster is enerzijds te kwalificeren als te uitgebreid en anderzijds als te summier. Het college acht het advies te uitgebreid op het punt van de privacygevoelige informatie die verweerster als onderbouwing heeft gebruikt, met name ten aanzien van het noemen van het gebruik van incontinentiemateriaal. Een sociaal-medisch advies behoort vanzelfsprekend de noodzakelijke onderbouwing te bevatten. Dat hoeft evenwel niet per definitie een specifieke medische onderbouwing te zijn. Verweerster had haar rapportage kunnen beperken tot de zakelijke redenering dat uit de anamnese was gebleken, dat er een darmaandoening is die tot beperkingen leidt, maar dat klager met hulpmiddelen 100 meter kon lopen. Verweerster had in dat advies geen details hoeven opnemen. Het verweer, dat de details nodig waren om aan te tonen dat de hardheidsclausule geen toepassing kon vinden, wordt door het college verworpen. Op grond van de hardheidsclausule kunnen in uitzonderlijke situaties andere beperkingen dan loopbeperkingen dichtbij parkeren noodzakelijk maken. Als verweerster medische details heeft opgenomen om te onderbouwen dat de hardheidsclausule niet van toepassing was, zoals zij heeft aangevoerd, had zij expliciet in moeten gaan op deze clausule. Dat verweerster het gebruik van incontinentiemateriaal heeft genoemd was volgens het college een reden te meer om uitdrukkelijk in te gaan op de hardheidsclausule en te beargumenteren waarom deze niet van toepassing was. Nu verweerster dat heeft nagelaten, is de rapportage in dat opzicht te summier geweest. De slotsom luidt, dat verweerster naar het oordeel van het college niet zorgvuldig heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is gegrond.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ten dele gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 onder b van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg  jegens klager had behoren te betrachten.

De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend. Het college hecht eraan op te merken dat deze maatregel een zakelijke terechtwijzing behelst die de onjuistheid van de handelwijze naar voren brengt zonder daarop het stempel van laakbaarheid

te drukken.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerster.

Aldus gewezen op 31 januari 2012 door:

mr. T.L. de Vries, voorzitter

M. Bakker, dr. C. Keijzer en dr. J.D. Banga, leden-arts

mr. E.T.M. Olsthoorn-Heim, lid-jurist

mr. T.H.C. Coert,  secretaris

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 27 maart 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. T.L. de Vries , voorzitter

w.g. T.H.C. Coert , secretaris