ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG1874 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/145

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2012:YG1874
Datum uitspraak: 20-03-2012
Datum publicatie: 20-03-2012
Zaaknummer(s): 2011/145
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 12 mei 2011 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

psychiater,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde mr. L. Fedder, verbonden aan de Stichting VvAA rechtsbijstand.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift, met de bijlage;

-                     het verweerschrift, met de bijlage;

-                     de repliek;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 januari 2012.

Partijen waren aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door mr. Fedder, voornoemd.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Verweerder is sinds 2006 werkzaam als psychiater in Nederland. Daarvoor was verweerder werkzaam in E en F.

2.2. De ex-echtgenote van klager, mevrouw G, is sinds 2007 onder behandeling bij verweerder.

2.3 Verweerder heeft een verklaring, gedateerd 15 april 2011, gezonden aan de voorzieningenrechter van de rechtbank H. In deze verklaring, met het opschrift “medische verklaring”, is onder meer het volgende vermeld:

Betreft:         Mevrouw (…) G

(…).

Deze verklaring is gebaseerd op de vele gesprekscontacten met G sinds 2007.

G  is de biologische moeder van zoon I, geboren november 2001.

(…).

Tot op dit moment wordt door ex-partner niet in emotioneel en financieel opzicht voor zijn zoon gezorgd. (…).

Er was minimaal contact tussen vader en zoon, hij heeft zijn zoon wel om de 2 weken voor het weekend opgehaald, maar wilde niet dat zijn zoon voor een wat langere periode bij hem verbleef.

(…).

Mevrouw is in psychiatrisch opzicht stabiel, maar de spanning en angst die veroorzaakt werd doordat ex-partner haar buren en collega-instellingen benaderde, nare e-mails verspreidde, zette haar gezondheid onder druk. (…).

In 2008 wordt mevrouw door haar ex-partner zelfs beschuldigd van kindermishandeling. Hij heeft (…) wederom kwaad over haar gesproken in haar directe leefomgeving met betrekking tot haar zorg voor I. (…).

Ook nu heeft ex-partner voor onveiligheid gezorgd door buren te benaderen en kwaad te spreken waardoor mevrouw zich genoodzaakt ziet weer een andere leefomgeving te zoeken. (…).

Diverse pogingen om haar ex-partner meer te betrekken bij het dagelijkse leven van I werden consequent en absoluut afgewezen. (…).

In januari 2011 las I op de computer van zijn vader dat zijn moeder niet normaal was (gek zou zijn). (…).

Eerdere verzoeken van mevrouw voor opvang van I of uitbreiding van het verblijf van I bij zijn vader werden nooit gewaardeerd of gehonoreerd. (…).

2.4 De verklaring van verweerder van 15 april 2011 is door G als bewijsstuk aangehaald in een kort geding dat door klager tegen zijn ex-echtgenote was aangespannen in verband met de bezoekregeling van hun zoon I.

2.5 Bij brief van 21 juni 2011 heeft verweerder aan klager het volgende bericht:

Bij schrijven d.d. 15 april 2011 heb ik een medische verklaring opgesteld betreffende G, gericht aan de Voorzieningenrechter van de rechtbank te H.

Middels deze brief trek ik deze verklaring in, dan wel verzoek ik deze brief toe te voegen aan deze verklaring.

Als behandelend arts had ik deze verklaring niet moeten opstellen. De voornoemde verklaring van 15 april 2011 dient daarom als niet geschreven te worden beschouwd.

Voor zover de verklaring van 15 april 2011 in lopende of toekomstige juridische procedures kan worden ingebracht, kan deze brief aan die verklaring worden toegevoegd.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

de medische verklaring van 15 april 2011 niet had mogen opstellen; de medische verklaring bevat fouten en is op een groot aantal punten niet in overeenstemming met de normen die gelden voor de afgifte van medische verklaringen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft erkend dat hij zich van het opstellen van de verklaring van 15 april 2011 had moeten onthouden. Verweerder heeft zich te laat gerealiseerd dat dit soort verklaringen in Nederland, anders dan in E en F, niet mogen worden afgegeven. Verweerder verzoekt het college rekening te houden met de omstandigheid dat hij zich toetsbaar heeft opgesteld.

5. De overwegingen van het college

5.1. De door verweerder opgestelde verklaring van 15 april 2011 wordt als een “geneeskundige” verklaring gezien. Verweerder heeft zich in deze verklaring niet beperkt tot het weergeven van feitelijke waarnemingen (wat op zichzelf geoorloofd is) maar ook waardeoordelen gegeven, zowel over G, als over klager. Verweerder heeft in de verklaring voorts eenzijdige informatie afkomstig van zijn cliënte, G, als waar gepresenteerd, zonder deze informatie nader te verifiëren.

Door de verklaring van 15 april 2011 af te geven heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit geldt temeer nu verweerder de verklaring rechtstreeks aan de voorzieningenrechter van de rechtbank H heeft gezonden, opdat de verklaring kon worden gebruikt in het geding dat aldaar tussen klager en zijn ex-echtgenote aanhangig was over de bezoekregeling van hun zoon I.

De conclusie is dat de klacht gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten.

5.2 De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend. Verweerder heeft erkend dat hij de verklaring niet had mogen opstellen. Hij heeft de verklaring bij brief van 21 juni 2011 ingetrokken. Verweerder heeft zich toetsbaar opgesteld. Gelet op deze omstandigheden acht het college een waarschuwing, die heeft te gelden als een zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van de handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken, gelet op hetgeen daarover hiervoor is overwogen, passend en toereikend.

.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.

Aldus gewezen op 24 januari 2012 door:

mr. F.G. Bauduin, voorzitter,

dr. J.P. Lips, dr. W.F.R.M. Koch en C.M. Sonnenberg, leden-arts,

mr. W.A.H. Melissen, lid-jurist,

mr. L. Oostinga, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 20 maart 2012 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. F.G. Bauduin, voorzitter

w.g. L. Oostinga, secretaris