ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2525 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.401
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2525 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-12-2012 |
Datum publicatie: | 20-12-2012 |
Zaaknummer(s): | c2011.401 |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt zijn ex-partner (arts) dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden: hij zou erop hebben mogen vertrouwen dat alles wat de arts ter ore kwam op grond van de arts-patiëntrelatie als vertrouwelijk werd aangemerkt. Klager in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard. Beroep verworpen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2011.401 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., arts, wonende te D., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mw mr. A.W. Hielkema, jurist verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 15 februari 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen arts C. – hierna de arts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 24 oktober 2011, onder nummer 043/2011 heeft dat College klager niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 november 2012, waar zijn verschenen klager alsmede de arts, bijgestaan door haar gemachtigde.
De zaak is over en weer bepleit.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1. In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld:
“2. DE FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager is de ex-partner van verweerster. De relatie is op 10 mei 2010 beëindigd. Ruim twee weken na het beëindigen van de relatie liet klager aan verweerster weten dat hij haar iets moest vertellen dat belangrijk was. Klager is naar verweerster toegegaan en heeft haar verteld wat hij gedurende de relatie niet met haar had kunnen delen, namelijk dat hij in zijn jeugd seksueel was misbruikt door zijn stiefmoeder en dat hij hierin een belangrijke aanleiding zag voor het mislopen van de relatie.
Klager was al eerder alleen en gezamenlijk met verweerster in gesprek geweest met een psycholoog. Klager heeft ook de psycholoog op de hoogte gebracht van zijn verleden per e-mail en dit e-mailbericht aan verweerster doorgezonden.
Klager had daarnaast hulp gezocht bij de Stichting “hulp na seksueel misbruik” (verder de Stichting). Op 14 juli 2010 is verweerster meegegaan naar een gesprek bij de Stichting.
Verweerster heeft over het beëindigen van de relatie en over hetgeen klager had meegemaakt gesproken met familie en vrienden. Klager vernam dit begin 2011 ”.
2.2. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:
“3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden. Volgens klager ging verweerster met hem mee naar het gesprek bij de Stichting vanwege haar deskundigheid als arts. Klager is van oordeel dat verweerster zijn vertrouwen heeft geschonden. Klager vindt dat hij erop moest kunnen vertrouwen dat een arts zijn geheim niet doorvertelde. Hij stelt dat je ook niet verwacht dat een notaris doorvertelt wat je hem privé in vertrouwen hebt verteld.
Verder stelt klager dat verweerster overleg heeft gehad met zijn psycholoog en dat dit overleg intercollegiaal overleg was. Ook daaruit blijkt volgens klager dat er een arts-patiëntrelatie was.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster stelt zich op het standpunt dat de gewraakte gebeurtenissen niet vallen onder de reikwijdte van het tuchtrecht omdat deze zich afspeelden in de privésfeer. Zij is meegegaan met klager naar het gesprek bij de Stichting als ex-partner en heeft eenmaal als ex-vriendin gebeld met de psycholoog van klager waarbij zij heeft gevraagd of klager op korte termijn bij hem terecht kon. Verweerster verzoekt het college klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht ”.
2.3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:
“5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
Met betrekking tot de ontvankelijkheid.
Artikel 47 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg bepaalt
- kort gezegd - dat handelen in de hoedanigheid van beroepsbeoefenaar is onderworpen aan de tuchtrechtspraak. De vraag is derhalve of verweerster heeft gehandeld in haar hoedanigheid van arts.
Klager stelt zich op het standpunt dat de arts-patiëntrelatie tussen hem en verweerster is ontstaan op het moment dat hij haar vanwege haar expertise als arts vroeg om mee te gaan naar het gesprek bij de Stichting.
Verweerster stelt dat zij met klager mee is gegaan naar het gesprek bij de Stichting als ex-partner van klager.
Blijkens de bij de stukken overgelegde e-mails heeft klager aan de Stichting op
13 juni 2010 gemeld dat zijn ex-vriendin mee kwam naar het gesprek.
Dat verweerster dat zou hebben gedaan in haar hoedanigheid van arts heeft klager niet of onvoldoende aannemelijk gemaakt en verweerster gemotiveerd en onderbouwd met stukken weersproken.
Het college acht het feit dat verweerster arts is en na het beëindigen van de relatie met klager met hem mee is gegaan naar het gesprek bij de Stichting en eenmalig heeft gebeld met de psycholoog van klager onvoldoende om aan te nemen dat een arts-patiëntrelatie is ontstaan. Zij heeft immers, althans dat is gesteld noch gebleken, bijvoorbeeld klager niet behandeld, hem geen medicijnen voorgeschreven of rekeningen gestuurd.
Klager dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.
Hoewel het college begrip heeft voor het ongenoegen van klager komt het college daarom aan de inhoudelijke tuchtrechtelijke beoordeling van de klacht niet toe ”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
3.1. Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2.1..
4. Beoordeling van het hoger beroep
Procedure
4.1. In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Hij is het – samengevat – niet eens met de invulling van het Regionaal Tuchtcollege van het begrip arts-patiëntrelatie.
4.2. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Beoordeling
4.3. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. H.C. Cusell en
mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen en drs. H.J. Blok en drs. B.P.M. Schweitzer, leden-beroepsgenoten en mr. B.J. Broekema-Engelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 december 2012.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.