ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2486 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.364

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2486
Datum uitspraak: 11-12-2012
Datum publicatie: 11-12-2012
Zaaknummer(s): c2011.364
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen arts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de arts in zijn verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting in hoger beroep heeft erkend dat klager recht heeft op inzage en afschrift van een niet geanonimiseerde versie van de verpleegkundige rapportages en dat het op zijn weg had gelegen om deze eigener beweging aan klager te verstrekken, in reactie op diens verzoek van 4 februari 2009. Het feit dat klager noch in het gesprek van 20 februari 2009, noch op latere momenten waarop klager de arts op de gang tegenkwam is teruggekomen op zijn verzoek van 4 februari 2009 om inzage, maakt niet dat de arts aan dat verzoek geen gehoor meer behoefde te geven. Nu de arts dat heeft erkend acht het Centraal medisch Tuchtcollege zijn handelwijze niet zodanig ernstig dat hem daarvan tuchtrechtelijk een verwijt moet worden gemaakt. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011/364 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. K.J. Kanning, advocaat te Assen,

tegen

C., arts, wonende te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniëls, verbonden aan de Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft bij brief van 12 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

11 oktober 2011 , onder nummer G2010/34 heeft dat College de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2011.361, C2011.362 en C2011.363 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 november 2011, waar is verschenen de arts, bijgestaan door

mr. Daniëls. Klager en zijn gemachtigde zijn, nadat eerder op verzoek van klager uitstel van de behandeling ter zitting was verleend, met kennisgeving niet verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. Vaststaande feiten

2.1

Klager is al jaren op vrijwillige basis woonachtig op de afdeling E. van GGZ-F te B..

2.2. Verweerder is sinds 1 augustus 2006 werkzaam in de ouderen psychiatrie bij GGZ-F.. Van 1 juni 2008 tot 1 september 2009 was verweerder als arts verantwoordelijk voor ouderen met chronisch psychiatrische stoornissen, verblijvend op een van de afdelingen van de GGZ-F., waaronder de afdeling E..

3. De klacht

De klacht bestaat uit de volgende onderdelen die, zoals het College begrijpt, als volgt luiden:

3.1

Klachtonderdeel 1

Verweerder wilde klager op 4 februari 2009 geen inzage geven in de rapportage omtrent klager.

3.2

Klachtonderdeel 2

Tijdens een gesprek op 20 februari 2009 nam verweerder een agressieve houding aan jegens klager, hetgeen door klager als zeer onprofessioneel is ervaren.

4. Het verweer

4.1

Klachtonderdeel 1

Het gesprek op 4 februari was een kennismakingsgesprek en had voor verweerder tot doel een beeld te krijgen van klagers actuele situatie. Verweerder had een mapje met informatie bij zich; klager vroeg vrijwel direkt om inzage. Verweerder heeft inzage geweigerd omdat het privacygevoelige informatie van medepatiënten uit zijn woongroep van klager bevatte. Klager raakte zeer geagiteerd toen verweerder met hem wilde spreken over de door de verpleegkundigen gedane observaties en zijn ziektebeeld.

4.2

Klachtonderdeel 2

Het gesprek op 20 februari 2009 vond plaats op initiatief van verweerder. Hij wilde een poging doen om de in het gesprek van 4 februari ontstane impasse te doorbreken. Klager raakte opnieuw zeer geagiteerd toen verweerder met hem over zijn ziektebeeld wilde spreken. Verweerder betreurt dat het hem niet is gelukt het gesprek in goede banen te leiden, maar dat is hem tuchtrechtelijk niet aan te rekenen.

5. Beoordeling van de klacht

Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt:

5.1

Bij brief van 9 juli 2011 heeft klager bericht niet aanwezig te kunnen bij de zitting en heeft hij een verzoek gedaan om op zijn woonplek te worden gehoord door een collegelid. De secretaris van het College heeft klager in een brief van 14 juli 2011 verzocht om de redenen op te geven waarom hij niet ter zitting kan verschijnen. Aan dit verzoek heeft klager geen gehoor gegeven. Het College is van oordeel dat klager zijn verzoek aldus onvoldoende heeft onderbouwd en heeft het verzoek derhalve ter zitting afgewezen.

5.2

Klachtonderdeel 1

Het College stelt voorop dat als uitgangspunt dient te gelden dat patiënt recht heeft op inzage van zijn medisch dossier, zoals in artikel 7.456 BW is bepaald. Dit brengt echter, anders dan klager met zijn klacht kennelijk ingang wil doen vinden, niet mee dat een verzoek hiertoe op ieder moment van de dag onmiddellijk dient te worden ingewilligd. Er kunnen immers gegronde redenen bestaan om niet direkt inzage te verlenen. In het onderhavige geval is het College van oordeel dat, gelet op het feit dat het dossier privacygevoelige informatie bevatte omtrent medepatiënten van klager, het verweerder, zo hij dit al had gewild, niet vrijstond om op 4 februari 2009 de ongeschonde versie van de rapportage aan klager te overhandigen. Daarmee zou verweerder immers de persoonlijke levenssfeer van andere patiënten schenden, hetgeen als onprofessioneel (en tuchtrechtelijk verwijtbaar) kan worden aangemerkt. Dat het verzoek om inzage, zoals klager stelt, blijvend geweigerd is, is door verweerder gemotiveerd weersproken en het College heeft daarvoor evenmin aanknopingspunten kunnen vinden in de gedingstukken.

Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.3

Klachtonderdeel 2

5.3.1

Het klachtonderdeel ziet op het gesprek tussen klager en verweerder op

20 februari 2009 . Dit gesprek kan echter niet los worden gezien van het gesprek dat kort daarvoor op 4 februari heeft plaatsgevonden. De kern van het klachtonderdeel is dat klager verweerder onprofessioneel optreden verwijt.

Het College overweegt dienaangaande het volgende.

5.3.2

Naar door verweerder is gesteld en door klager onvoldoende gemotiveerd is weersproken, werd de aanleiding voor het eerste gesprek op 4 februari 2009 gevormd door de signalen die verweerder van de verpleegkundigen van de afdeling had gekregen over het gedrag van klager, bestaande uit toenemend terugtrekgedrag, obsessief gedrag, prikkelbaarheid en agitatie gericht tegen medebewoners alsook mogelijk fysiek geweld tegen een medebewoner. In het bewuste gesprek heeft verweerder getracht hierover met klager van gedachten te wisselen en heeft hij hem enkele voorbeelden gegeven van het bij klager geconstateerde dwangmatige gedrag. Hij heeft onder meer gevraagd hoe klager het zou vinden als de op klagers tafel keurig tegen elkaar aanliggende balpennen zouden worden verspreid over de tafel. Naar het oordeel van het College is, anders dan klager betoogt, het stellen van een dergelijke vraag niet onprofessioneel doch dient deze te worden gezien in het licht van het stellen dan wel bevestigen van een diagnose.

In hetgeen klager heeft gesteld over het tweede gesprek dat op 20 februari 2009 vindt het College zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, evenmin aanleiding om tot het oordeel te komen dat verweerder onprofessioneel handelen kan worden verweten. De gedingstukken bieden daarvoor ook overigens geen steun. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1              In hoger beroep heeft klager zijn klacht – schriftelijk – herhaald en nader toegelicht.

4.2              De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3              Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de arts in zijn verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting in hoger beroep heeft erkend dat klager recht heeft op inzage en afschrift van een niet geanonimiseerde versie van de verpleegkundige rapportages en dat het op zijn weg had gelegen om deze eigener beweging aan klager te verstrekken, in reactie op diens verzoek van 4 februari 2009. Het feit dat klager noch in het gesprek van 20 februari 2009, noch op latere momenten waarop klager de arts op de gang tegenkwam is teruggekomen op zijn verzoek van

4 februari 2009 om inzage, maakt niet dat de arts aan dat verzoek geen gehoor meer behoefde te geven. Nu de arts dat heeft erkend acht het Centraal Tuchtcollege zijn handelwijze niet zodanig ernstig dat hem daarvan tuchtrechtelijk een verwijt moet worden gemaakt.

4.4              De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voor het overige geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. M. Drost en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

11 december 2012.                 Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.