ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2483 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.361

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2483
Datum uitspraak: 11-12-2012
Datum publicatie: 11-12-2012
Zaaknummer(s): c2011.361
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen GGZ-arts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard en het verzoek om een kostenveroordeling afgewezen. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.361 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. K.J. Kanning, advocaat te Assen,

tegen

C., arts bij GGZ-E., werkzaam te B., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, verbonden aan DAS rechtsbijstand te Amsterdam .

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft bij brief van 12 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de GGZ-arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 27 september 2011, onder nummer G2010/33 heeft dat College de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard en het verzoek om een kostenveroordeling afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De GGZ-arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2011.362, C2011.363 en C2011.364 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 november 2012, waar is verschenen de GGZ-arts, bijgestaan door mr. Hiddinga. Klager en zijn gemachtigde zijn, nadat eerder op verzoek van klager uitstel van de behandeling ter zitting was verleend, met kennisgeving niet verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. Vaststaande feiten

2.1

Klager is al jaren op vrijwillige basis woonachtig op de afdeling D.  van GGZ-E. te B..

2.2

Verweerster is sinds juni 2009 als arts werkzaam bij de afdeling D. van GGZ-E. te B..

3. De klacht

De klacht bestaat uit de volgende onderdelen die, zoals het College begrijpt, als volgt luiden:

3.1

Klachtonderdeel 1

Verweerster heeft het laatst opgestelde behandelplan met betrekking tot klager eenzijdig aan hem opgelegd dan wel niet in overleg met hem opgesteld.

3.2

Klachtonderdeel 2

Verweerster heeft klager te kennen gegeven zich niet meer voor hem beschikbaar te stellen en heeft hem derhalve verdere hulpverlening onthouden.

4. Het verweer

            4.1

Verweerster heeft er al het mogelijke aan gedaan om het conceptbehandelplan (verder: het behandelplan) met klager te bespreken. Klager wilde echter niet deelnemen aan een bespreking van het behandelplan met het behandelteam, omdat bij die bespreking ook niet-artsen aanwezig zouden zijn. Vervolgens verbleef klager op het moment dat er een afspraak gepland was om het behandelplan persoonlijk met hem te bespreken, een uur lang op het toilet. Ook tijdens een nieuwe afspraak met klager is verweerster er niet aan toe gekomen om het behandelplan met klager te bespreken, omdat de gesprekstijd in beslag werd genomen door opmerkingen van klager over de procedure. Verweerster heeft klager ook de schriftelijke weergave van het behandelplan aangeboden. Zij heeft daarbij aangegeven dat er nog wat tekstuele aanpassingen moesten worden gedaan, waarna klager de schriftelijke weergave zou krijgen. Klager gaf echter aan er nog niet klaar voor te zijn om het behandelplan in ontvangst te nemen en in te zien.

4.2

Verweerster is nog steeds de behandelend arts van klager en heeft hem op geen enkel moment hulpverlening onthouden.

5. Beoordeling van de klacht

Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt:

            5.1

            Klachtonderdeel 1

Naar het oordeel van het College is niet aannemelijk geworden dat verweerster het behandelplan eenzijdig aan klager heeft opgelegd dan wel niet in overleg met hem heeft opgesteld. Verweerster heeft in haar verweerschrift en ter zitting voldoende gemotiveerd gesteld dat zij er juist alles aan gedaan heeft om het behandelplan met klager te bespreken. Verweerster heeft klager uitgenodigd voor de bespreking van het behandelplan met het behandelteam en toen verweerder daaraan niet wilde deelnemen heeft zij twee afspraken met klager gemaakt om het concept behandelplan persoonlijk met hem te bespreken. Verweerster heeft aangegeven dat het bespreken van het concept behandelplan met klager niet is gelukt, omdat klager zich ten tijde van de eerste afspraak lange tijd op het toilet bevond en de gesprekstijd tijdens de tweede afspraak in beslag genomen werd door opmerkingen van klager over de procedure. Daarnaast heeft verweerster verklaard dat zij klager de schriftelijke weergave van het concept behandelplan heeft aangeboden, maar dat klager aangaf er nog niet klaar voor te zijn om het in ontvangst te nemen en in te zien. De beweringen van verweerster worden ondersteund door de verslaglegging met betrekking tot klager. Op 15 februari 2010 rapporteert een ziekenverzorgende dat een nabespreking die klager met verweerster en met hem zou hebben niet is doorgegaan, omdat klager lange tijd op het toilet verbleef en dat er tegen klager is gezegd dat er een nieuwe datum geprikt zal worden. Op 2 april 2010 rapporteert verweerster dat klager het behandelplan heeft geweigerd en dat is afgesproken dat klager een seintje geeft wanneer hij het wel wil ontvangen. Klager heeft hier onvoldoende tegenover gesteld en derhalve verweersters stellingen onvoldoende gemotiveerd weersproken. Nu, naar uit het hiervoor overwogene blijkt, voor de klacht op dit onderdeel evenmin aanknopingspunten kunnen worden gevonden in de stukken acht het College de klacht ongegrond. Dit wordt niet anders doordat, zoals klager in zijn repliek aanvoert, verweerster tekstuele wijzigingen in het concept behandelplan wilde aanbrengen, alvorens zij het behandelplan aan klager zou overleggen.

5.2.

Klachtonderdeel 2

Dit klachtonderdeel is door klager onvoldoende onderbouwd en het College heeft voor het standpunt van klager dat verweerster hem verdere hulpverlening heeft onthouden evenmin voldoende aanknopingspunten kunnen vinden in de stukken. Verweerster heeft de behandelrelatie met klager niet beëindigd en is derhalve nog behandelend arts van klager. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3

Klager heeft verzocht om verweerster in de kosten van deze procedure te veroordelen. Nog daargelaten dat daarvoor geen ruimte zou bestaan, omdat de klacht in alle onderdelen ongegrond is, overweegt het College dat in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg geen regeling met betrekking tot een kostenveroordeling is opgenomen. Dit brengt mee dat het verzoek moet worden afgewezen als niet op de wet gegrond.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1              In hoger beroep heeft klager zijn klacht – schriftelijk – herhaald en nader toegelicht.

4.2              De GGZ-arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. M. Drost en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

11 december 2012.     Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.