ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2481 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.316

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2481
Datum uitspraak: 11-12-2012
Datum publicatie: 11-12-2012
Zaaknummer(s): c2012.316
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de aangeklaagde psychiater dat hij: 1. bij de laatste sessie heeft gezegd dat de vertrouwenspersoon van klager niet bij de sessie aanwezig mocht zijn; 2. geen rapport heeft uitgebracht over zijn bevindingen en zich verstopt heeft achter een twee jaar oude diagnose, die volgens klager niet klopte. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.316 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, als jurist verbonden aan Stichting VvAA  rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 6 december 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen psychiater C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 18 juli 2012, onder nummer 11186 heeft dat college de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 november 2012, waar zijn verschenen klager alsmede de arts, bijgestaan door mr. A.W. Hielkema voornoemd. Als getuige van de zijde van klager zijn gehoord de heer E., wonende te F. en G., wonende te H.. Zij hebben beiden de eed afgelegd.

De zaak is over en weer bepleit. Klager heeft dat gedaan aan de hand van pleitaantekeningen die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1       De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager is op 15 januari 2009 aangemeld voor behandeling bij de GGz-instelling waar verweerder als psychiater werkzaam is. Klager heeft met verweerder, die de behandeling van een voorganger had overgenomen, enkele behandelcontacten gehad. In een van deze contacten is aan de orde geweest een schikkingsvoorstel aan klager in de afwikkeling van zijn letselschade. In december 2010 berichtte klager dat hij ten tijde van het tekenen van een vaststellingsovereenkomst wilsonbekwaam was en op

13 januari 2011 verzocht klager per e-mail aan verweerder zijn advocaat in te lichten over zijn gezondheidstoestand ten tijde van het tekenen van de vaststellingsovereenkomst. In maart 2011 vroeg de advocaat van klager schriftelijk om medische informatie over klager. Op 6 april 2011 april heeft verweerder de relevante informatie aan klager verzonden. Bij brief van 13 april 2011 verzocht klager zijn diagnose te heroverwegen, maar verweerder heeft dat geweigerd; ook heeft hij geweigerd een rapport over zijn bevindingen uit te brengen.   

2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.                                                

 3. Het standpunt van klager en de klacht

Verweerder heeft:

1.                  Bij de laatste sessie tegen klager gezegd dat zijn vertrouwenspersoon niet bij de sessie gewenst was, hoewel die persoon in de wachtruimte aanwezig was. Dat is niet conform de gedragscodes en het schaadt de afhandeling van de letselschade van klager.

2.                  Geen rapport uitgebracht over zijn bevindingen tijdens de langdurige sessies en heeft zich verstopt achter een gestelde diagnose van twee jaar geleden, waarbij klager het niet met de bevindingen van verweerder eens is.

4. Het standpunt van verweerder

Ad 1

Klager heeft wel gezegd dat zijn vertrouwenspersoon in de wachtkamer zat, maar hij is alleen mee naar binnen gekomen. Verweerder noteerde hierover:”wilde in eerste instantie een vertrouwenspersoon meenemen, die is uiteindelijk niet in de spreekkamer meegekomen”.

Ad 2

De richtlijn van de KNMG inzake het omgaan met medische gegevens bepaalt dat het een behandelend arts niet is toegestaan om over een patiënt een rapportage uit te brengen. Verweerder heeft klager wel een kopie van zijn medische gegevens verstrekt. Verweerder bleef bij zijn eerder gestelde diagnose.”

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De overwegingen van het college

Ad 1

Niet is komen vast te staan dat verweerder met betrekking tot (het toelaten van) de vertrouwenspersoon tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De lezingen van partijen lopen zodanig uiteen dat het college niet kan vaststellen wat feitelijk heeft plaatsgevonden.

In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Ad 2

Verweerder heeft, door niet in te gaan op het verzoek om te rapporteren, geheel conform de richtlijnen van de KNMG gehandeld. Het zou verwijtbaar zijn geweest als hij in een rapportage een waardeoordeel zou hebben gegeven. Ten slotte merkt het college op dat verweerder, door het dossier ter beschikking te stellen, binnen de hem toegestane grenzen aan het verzoek van klager heeft voldaan.

Dat verweerder, ten slotte, een verwijtbaar verkeerde diagnose heeft gesteld, is in het geheel niet gebleken.

Op grond van het bovenstaande moet de klacht als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

Procedure.

4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling en uitbreiding van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert – zakelijk weergegeven – tot gegrond verklaring van zijn klacht.    

4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd.  Hij concludeert - zakelijk weergegeven -  tot verwerping van het beroep en tot bevestiging van de bestreden beslissing zonodig met verbetering of aanvulling van de gronden.

Beoordeling.

4.3 Anders dan de arts is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat klager in hoger beroep zijn klacht niet heeft uitgebreid met een nieuw klachtonderdeel betreffende de diagnose. Het Regionaal Tuchtcollege heeft immers overwogen dat in het geheel niet is gebleken dat de arts een verwijtbaar verkeerde diagnose heeft gesteld. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft die overweging.

4.4 Ook voor het overige heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep  het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

4.5  Klager heeft ter terechtzitting  in hoger beroep om schadevergoeding verzocht. Anders dan klager kennelijk meent biedt de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg  (Wet BIG)  hiertoe niet de mogelijkheid.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. M. Drost en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt,  leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

11 december 2012.                 Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.