ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2464 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.424

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2464
Datum uitspraak: 04-12-2012
Datum publicatie: 05-12-2012
Zaaknummer(s): c2011.424
Onderwerp:
  • Onheuse bejegening
  • Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht: Klager verwijt verweerster dat zij hem geen volledige inzage in zijn medisch dossier heeft willen geven. RTG Groningen: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. CTG: verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.424 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg, raadsvrouw mr. A.H. Punt-Koopmans,

tegen

C., dermatoloog, wonende te B., verweerster in beide instanties,

raadsman mr. A.H. Wijnberg.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 21 augustus 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 november 2011, onder nummer G2011/89 heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. 

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2011.423 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 4 oktober 2012, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door mr. A.H. Punt-Koopmans, en de arts, bijgestaan door mr. A.H. Wijnberg. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. Vaststaande feiten

2.1                                            

Klager is bij verweerster onder behandeling geweest

2.2

Hij heeft om inzage in zijn medisch dossier gevraagd.

3. Beoordeling van de klacht

Klager brengt in de kern naar voren dat verweerster hem niet de volledige inzage heeft willen geven in zijn medisch dossier. Verweerster stelt echter dat het ziekenhuis waarin zij werkzaam is aan die inzage een voorwaarde verbindt, hierop neerkomende dat de verzoeker een daarvoor bestemd formulier dient in te vullen, en dat klager aan die voorwaarde niet heeft voldaan. Het College acht die voorwaarde – die er kennelijk toe strekt waarborgen te scheppen voor een juiste administratieve verwerking en verantwoording van een dergelijk verzoek – alleszins begrijpelijk en verdedigbaar. Nu klager niet betwist dat hij het bedoelde formulier niet heeft ingevuld, kon hem de gevraagde inzage op die grond redelijkerwijs worden geweigerd. De omstandigheid dat verweerster zich kennelijk aan het onderhavige beleid van het ziekenhuis waarin zij werkzaam is, heeft geconformeerd, maakt nog niet dat zij aan het verzoek om inzage niet heeft willen voldoen. Van een dergelijke weigering is ook overigens niet gebleken. Dit betekent dat de klacht, wat er verder van de onderdelen daarvan zij, reeds om deze reden als kennelijk ongegrond moet worden afgedaan.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

Procedure

4.1              Met zijn beroep beoogt klager de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in de kern neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Klager voert bovendien aan dat hij in eerste aanleg ten onrechte niet is gehoord.

4.2       De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot

verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.3       Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat het Regionaal Tuchtcollege niet gehouden is om na het sluiten van het vooronderzoek partijen de mogelijkheid te bieden om gehoord te worden. Het Regionaal Tuchtcollege kan, in de gevallen als bedoeld in artikel 66 lid 4 Wet BIG, besluiten om een zaak in raadkamer te behandelen. Nu klager in de gelegenheid is gesteld zijn klachten toe te lichten ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege en hij daarvan gebruik heeft gemaakt, heeft klager geen belang bij zijn grief.

4.4       Ten aanzien van de klacht omtrent de afhandeling van het verzoek van klager tot inzage in zijn medisch dossier stelt het Centraal Tuchtcollege vast dat de arts onweersproken heeft gesteld dat het ziekenhuis zorg draagt voor het bewaren en beheren van de dossiers. Door klager is niet betwist dat de arts het verzoek van klager bij brief van 10 april 2011 heeft doorgestuurd naar de desbetreffende afdeling van het ziekenhuis. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege mocht de arts erop vertrouwen dat het inzageverzoek van klager door het ziekenhuis zou worden afgehandeld. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de arts had moeten vermoeden dat de afwikkeling van het verzoek niet correct zou geschieden. Dit leidt tot het oordeel dat de gang van zaken rond het inzageverzoek van klager de arts niet tuchtrechtelijk kan worden verweten. Het Centraal Tuchtcollege stelt bovendien vast dat door of namens klager ter terechtzitting in hoger beroep is verklaard dat hij inmiddels de beschikking heeft gekregen over het volledige medisch dossier.

4.5       Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. P.J. Wurzer en

mr. W.P.C.M. Bruinsma, leden-juristen en drs. M.A.P.E. Bulder-van Beers en

prof.dr. R. Willemze, leden-beroepsgenoten en mr. J. van den Hoven, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2012.

                                   Voorzitter   w.g.                                Secretaris w.g.