ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2415 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.068

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2415
Datum uitspraak: 13-11-2012
Datum publicatie: 14-11-2012
Zaaknummer(s): c2012.068
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de aangeklaagde huisarts dat hij geen medewerking wil geven om een afspraak te maken bij de pijnpoli in het ziekenhuis. Klaagster stelt een zenuwblokkade behandeling nodig te hebben voor de operatie naar aanleiding van rugklachten. Uiteindelijk heeft klaagster voor deze behandeling zelf een afspraak gemaakt. Daarnaast is klaagster verontrust over het gebruik van ibuprofen dat zij al drie jaar slikt vanwege de pijn. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.068 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. A.V. Rijneke, verbonden aan Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 2 maart 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 oktober 2011, onder nummer 2011-040, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 oktober 2012, waar zijn verschenen de huisarts, bijgestaan door mr. A.V. Rijneke. Klaagster is niet ter terechtzitting verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.

            “ 2. De feiten

Klaagster is op 15 februari 2011 door de arts gezien in verband met tinnitisklachten. Klaagster verzocht de arts tevens om een zenuwblokkade behandeling te regelen vanwege rugklachten.

Op 27 januari 2011 heeft klaagster op voorschrift van de kaakchirurg 20 dragees Brufen 600 mg en op 30 november 2009 60 dragees Ibuprofen 600 mg op voorschrift van de anesthesist via de apotheek ontvangen.

3. De klacht

Klaagster verwijt de arts dat hij geen medewerking wil geven om een afspraak te maken bij de pijnpoli in het ziekenhuis. Klaagster had een zenuwblokkade behandeling nodig voor de operatie naar aanleiding van rugklachten. Uiteindelijk heeft klaagster voor deze behandeling zelf een afspraak gemaakt. Daarnaast is klaagster verontrust over het gebruik van Ibuprofen, dat zij al drie jaar slikt vanwege de pijn. Vanwege de bijwerkingen voor de maag is klaagster daarmee gestopt.

            4. Het standpunt van de arts

De arts heeft klaagster op 15 februari 2011 medegedeeld dat hij niet kon beslissen over een zenuwblokkade behandeling, maar haar naar een pijnpoli kon verwijzen zodat een specialist over het vervolg kon beslissen. Klaagster wenste geen intake, maar wilde binnen een week geholpen worden. Zij dreigde met verbaal geweld en gaf aan naar het Tuchtcollege te gaan als de arts niet zou doen wat zij wilde. Klaagster verliet boos de spreekkamer.

Op 4 maart 2011 nam de arts na een gesprek met klaagsters partner contact op met de pijnpoli. Op een oproep van de pijnpoli bleek klaagster niet verschenen. Op

19 april 2011 verwees de arts klaagster in overleg naar een neuroloog.

5. De beoordeling

Het College stelt voorop dat het niet tot de taak van de huisarts behoort om iedere door een patiënt gewenste behandeling of afspraak daarvoor alleen op verzoek van een patiënt te organiseren, terwijl bovendien een specialist dient te oordelen over de noodzaak van een zenuwblokkade. Volgens klaagster wilde de arts geen medewerking verlenen bij het maken van een afspraak voor een zenuwblokkade. De arts geeft aan dat hij haar klachten serieus nam en een verwijzing naar de pijnpoli voorstelde. Dit alles ontmoet bij het College geen bedenkingen. Het College heeft geen aanwijzingen dat de arts tekort is geschoten in de zorg van een goed hulpverlener. Bij de voorgeschreven Ibuprofen is de arts niet betrokken geweest. De klachtonderdelen zullen dan ook als ongegrond worden afgewezen ”.

3.         Aanhoudingsverzoek

3.1       Klaagster heeft een half uur voor de aanvang van de zitting van

11 oktober 2012 telefonisch om aanhouding van de behandeling van de zitting verzocht, omdat zij wegens gezondheidsklachten - acute uitvalsverschijnselen - eerder die ochtend niet in staat was om tijdig naar Den Haag te reizen waarop zij heeft besloten van die reis af te zien.

3.2       Het Centraal Tuchtcollege heeft, gelet op enerzijds het belang van klaagster bij aanhouding van de zaak teneinde bij de terechtzitting aanwezig te kunnen zijn en anderzijds het belang van de huisarts bij een voortvarende behandeling van de zaak in hoger beroep en rekening houdend met het feit dat klaagsters verzoek op zeer korte termijn voor de terechtzitting is gedaan - te weten een half uur voor de geplande aanvang daarvan-, alles afwegende beslist dat de behandeling van de zaak doorgang diende te vinden omdat meer gewicht wordt toegekend aan genoemd belang van de huisarts, die met zijn raadsvrouw ter zitting was verschenen.  

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1              Klaagster beoogt met haar beroep de klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen.

4.2              De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3              De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. M. Zandbergen en mr. M. Wigleven, leden-juristen en drs. B.P.M. Schweitzer en drs. M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 november 2012.                 Voorzitter   w.g.                     Secretaris w.g.