ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2312 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.312

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2312
Datum uitspraak: 30-08-2012
Datum publicatie: 31-08-2012
Zaaknummer(s): c2011.312
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen cardioloog. Klaagster heeft bovendien klachten ingediend tegen een radioloog en een chirurg, werkzaam in dezelfde instelling als de aangeklaagde arts. Zij verwijt de artsen dat zij onvoldoende informatie heeft gekregen over het aan haar verstrekte contrastmiddel ter voorbereiding op een CT-scan, als gevolg waarvan zij schade zegt te hebben geleden. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af en het hoger beroep van klaagster wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.312 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

H., cardioloog, werkzaam te D., verweerder in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 4 maart 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te

‘s-Gravenhage tegen H. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

10 mei 2011, onder nummer 2010-034b heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2011.311 en C2011.313 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 26 juni 2012, waar zijn verschenen klaagster en de arts. De arts heeft zijn standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “2.       De feiten

Op 2 augustus 2006 heeft de radioloog in het F. te D. bij klaagster een CT-scan van het abdomen verricht op aanvraag van de chirurg aldaar. Als standaard voorbereidingsprocedure heeft klaagster oraal het contrastmiddel Telebrix Gastro ingenomen. Klaagster die onwel geworden is op de afdeling radiologie, duidt dit als een allergische reactie op het contrastmiddel. Naar aanleiding van het onwel bevinden van klaagster werd door de radioloog de behandelend cardioloog van klaagster, in casu de arts, in consult geroepen. De arts, die geen allergische reactie kon vaststellen, heeft de klachten geduid als een vasovagale reactie.

            Na de CT-scan bezocht klaagster de arts nog voor een gepland poliklinisch consult.

            3.         De klacht

Zakelijk weergegeven verwijt klaagster de arts dat deze weigerde haar te behandelen na het onwel bevinden op de afdeling radiologie en tijdens het poliklinische consult daaropvolgend. Tevens heeft de arts haar verbaal beledigd.

            4.         Het standpunt van de arts

            De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.            Voor zover nodig zal op de verweren van de arts hieronder worden ingegaan.

            5.         De beoordeling

Vast staat dat de radioloog de arts in consult heeft geroepen bij het onwel worden van klaagster op 2 augustus 2006. De arts is naar zijn zeggen zeer goed bekend met het fenomeen allergische contrastreacties omdat binnen zijn vakgebied veel gewerkt wordt met (intraveneus) contrast en hierop met enige regelmaat een allergische reactie optreedt.

De arts die constateerde dat klaagster goed aanspreekbaar was, een krachtige reguliere pols en een normale bloeddruk had en geen enkel teken van een allergische reactie vertoonde, mocht op basis van deze feiten naar het oordeel van het College gerechtvaardigd tot de conclusie komen dat in casu sprake was van een vasovagale reactie welke geen nadere behandeling behoeft. Dit geldt temeer, nu vaststaat dat aan klaagster op 2 augustus 2006 geen intraveneus contrastmiddel is toegediend.

Na de CT-scan bezocht klaagster de arts voor een reguliere afspraak op de polikliniek om de uitslag van een elders verrichte cardio-CT te vernemen. Nogmaals heeft de arts klaagster uitgelegd dat er op de afdeling radiologie geen allergische contrastreactie had plaatsgevonden en geen verdere diagnostiek of behandeling hoefde te worden ingezet; met name hoefde de bloeddruk niet opnieuw te worden gemeten. Deze handelswijze van de arts ontmoet geen bedenkingen bij het College. Daarbij komt dat in het verweerschrift van de radioloog naar aanleiding van het in consult roepen van de arts door de radioloog op de afdeling radiologie een conclusie over de bloeddruk van klaagster is genoteerd, zodat het voor het College aannemelijk is geworden dat de bloeddruk van klaagster vlak voor het poliklinisch consult bij de arts was gemeten.

            Met betrekking tot het klachtonderdeel “verbale belediging” lopen de lezingen van partijen uiteen. Klaagster was van mening dat de arts haar negeerde en furieus reageerde op versprekingen van haar. De arts daarentegen betwist dit.

            Het College heeft geen aanleiding aan de lezing van de ene partij meer waarde te hechten dan aan die van de andere partij, zodat de door klaagster naar voren gebrachte verbale belediging van de arts niet is komen vast te staan en derhalve niet kan worden aangenomen dat de arts op dit klachtonderdeel enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Gelet op het vorenstaande is het College van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1       Klaagster beoogt met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert - impliciet - tot gegrond verklaring van het beroep.

4.2       De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3       De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, mr. H.C. Cusell en

mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en dr. G.J. Clevers en prof.dr. J.B.L. Hoekstra, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 augustus 2012.

                                   Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.