ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2256 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.069
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2256 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-07-2012 |
Datum publicatie: | 24-07-2012 |
Zaaknummer(s): | c2011.069 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Anders dan het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat uit het inleidende klaagschrift van klaagster tezamen met de mondelinge behandeling in eerste aanleg een klacht is te destilleren die voldoende duidelijk is om inhoudelijk behandeld te worden. Klaagster verwijt de arts dat zij de somatische klachten van klaagster niet serieus heeft genomen, klaagster ten onrechte heeft beschouwd als een patiënt met vergiftigingswaan en ten onrechte heeft geweigerd om klaagster naar een toxicoloog door te verwijzen. Gezien de inhoud van de klacht ziet het Centraal Tuchtcollege termen aanwezig om de zaak niet terug te verwijzen naar het Regionaal Tuchtcollege maar de zaak op grond van artikel 73 lid 5 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg zelf af te doen. Er is het Centraal Tuchtcollege niet gebleken van feiten of omstandigheden op basis waarvan de arts een tuchtrechtelijk verwijt is te maken. De klacht van klaagster is ongegrond. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2011/069 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., als arts verbonden aan D. te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. F. Lijffijt, advocaat te Zwolle.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft bij brief van 9 februari 2010, ingekomen op 30 maart 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 24 december 2010, onder nummer G2010/07 heeft dat College klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar klacht.
Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.
De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep in raadkamer behandeld op 12 januari 2012. De behandeling in raadkamer is op voormelde datum geschorst en hervat ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 mei 2012, waar is verschenen de arts, bijgestaan door mr. F. Lijffijt. Mr. Lijffijt heeft de standpunten van de arts nader toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het Centraal Tuchtcollege is overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De overwegingen van het College
Klaagster heeft naast het klaagschrift talloze met viltstift geschreven brieven aan het College gestuurd. Noch uit het klaagschrift, noch uit de inhoud van al deze brieven kan het College een klacht destilleren. Dat betekent dat het klaagschrift als niet-ontvankelijk moet worden afgedaan. Het College merkt nog het volgende op. Tijdens het vooronderzoek is duidelijk geworden dat klaagster door een toxicoloog wenst te worden onderzocht. De vooronderzoeker heeft partijen voorgesteld in goed overleg na te gaan of aan deze wens gevolg kan worden gegeven. Uit de brief van de gemachtigde van klaagster leidt het College af dat het de voorgestelde inschakeling van een toxicoloog niet is gelukt. Daarbij wordt niet vermeld waarom dit niet is gelukt. Een relatie met een mogelijk aan verweerder verweten gedraging kan in elk geval niet worden gelegd.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en – schriftelijk – nader toegelicht.
4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd dat de klacht niet ontvankelijk dan wel ongegrond dient te worden verklaard.
4.3 Anders dan het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat uit het inleidende klaagschrift van klaagster tezamen met de mondelinge behandeling in eerste aanleg een klacht is te destilleren die voldoende duidelijk is om inhoudelijk behandeld te worden. Klaagster verwijt de arts dat zij de somatische klachten van klaagster niet serieus heeft genomen, klaagster ten onrechte heeft beschouwd als een patiënt met vergiftigingswaan en ten onrechte heeft geweigerd om klaagster naar een toxicoloog door te verwijzen.
4.4 Gezien de inhoud van de klacht, zoals hiervoor weergegeven onder 4.3, ziet het Centraal Tuchtcollege termen aanwezig om de zaak niet terug te wijzen naar het Regionaal Tuchtcollege maar de zaak op grond van artikel 73 lid 5 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg zelf af te doen.
4.5 Er is het Centraal Tuchtcollege niet gebleken van feiten of omstandigheden op basis waarvan de arts een tuchtrechtelijk verwijt is te maken. De arts heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de klachten van klaagster wel degelijk serieus genomen heeft. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de arts een second opinion voor klaagster heeft aangevraagd en dat zij na afloop van de mondelinge behandeling in eerste aanleg een poging heeft ondernomen om klaagster in contact te brengen met een toxicoloog. Verder heeft de arts de vragen van klaagster – schriftelijk – voorgelegd aan een ziekenhuisapotheker, klinisch en forensisch toxicoloog-farmacoloog verbonden aan het E. die deze vragen heeft beantwoord.
4.6 Nu het Centraal Tuchtcollege op geen enkele wijze is gebleken van een tekort in de zorg die de arts jegens klaagster behoorde te betrachten, dient de klacht van klaagster ongegrond verklaard te worden.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep;
verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht zoals hiervoor weergegeven onder 4.3;
en, opnieuw rechtdoende:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. P.M. Brilman en
mr. R. Veldhuisen, leden-juristen en drs. A.C.L. Allertz en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van
24 juli 2012. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.