ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2249 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.116

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2249
Datum uitspraak: 24-07-2012
Datum publicatie: 24-07-2012
Zaaknummer(s): c2011.116
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verwijt van klaagster aan huisarts over onvoldoende informatieverstrekking en gebrekkige dossiervoering. Het RTG wijst de klacht af. In beroep bevestigt het CTG het oordeel van het RTG en verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.116 van:

A., wonende te B., appellante,  klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, destijds werkzaam te D., gemeente B.,

verweerster in beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellante - hierna klaagster - heeft op 31 mei 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen verweerster - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 januari 2011, onder nummer 1001i, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 mei 2012. Partijen waren niet ter terechtzitting aanwezig.

Omdat klaagster niet op de zitting verscheen, heeft de secretaris voor de aanvang van de behandeling van de zaak, daarover telefonisch contact met klaagster opgenomen. Klaagster, die niet zelf aan de telefoon wenste te komen, gaf via haar partner te kennen dat zij het beroep bij haar brief van 20 april 2012 aan het Centraal Tuchtcollege, ingekomen op 23 april 2012, had ingetrokken en daarom niet was verschenen. De secretaris heeft toen aan de partner van klaagster meegedeeld dat naar het oordeel van het College de inhoud van die brief in redelijkheid niet als intrekking van het beroep kan worden opgevat zodat de behandeling van het beroep doorgang zou vinden.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster heeft volgens het patiëntendossier op 24 oktober 2003 het spreekuur van verweerster bezocht, bij welke gelegenheid verweerster haar heeft onderzocht en een recept Broxil heeft voorgeschreven.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerster dat zij haar bij diverse gelegenheden onvoldoende informatie over erysipelas heeft gegeven. Zij heeft geknoeid met het dossier, heeft niets vermeld in het dossier over de geboorte van klaagsters zoon en zij heeft een verwijzing naar gynaecologie niet vermeld.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft na het onderzoek op 24 oktober 2003 op de gebruikelijke wijze informatie over de aandoening gegeven. De in een latere ontslagbrief van een reumatoloog verstrekte informatie dient door de behandelend specialist te worden besproken; het lag niet op de weg van verweerster om op dat moment -weer- informatie over erysipelas te geven.

Er was geen reden klaagster te waarschuwen voor een recidief, waar het een gezonde jonge vrouw betrof.

Verweerster heeft in het journaal een kraamvisite genoteerd en een dossier voor de zoon van klaagster aangemaakt. De verwijzing naar gynaecologie is wel degelijk vermeld.

5. De overwegingen van het college

Het college kan zich met het hiervoor weergegeven verweer, dat hier als herhaald dient te worden beschouwd, geheel verenigen.

Op basis daarvan is de klacht kennelijk ongegrond.

Het college merkt ten behoeve van klaagster nog op dat bij dit oordeel rekening is gehouden met het commentaar van klaagster op het proces-verbaal van de hoorzitting, hetgeen geen verandering in het oordeel heeft gebracht.”

3.         Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2. De feiten.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Klaagster heeft met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voorgelegd.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege.

Conclusie uit het voorgaande is dat het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en

mr. M. Wigleven, leden-juristen en B.P.M. Schweitzer en F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juli 2012.            Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.