ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2248 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.115

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2248
Datum uitspraak: 24-07-2012
Datum publicatie: 24-07-2012
Zaaknummer(s): c2011.115
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Huisarts heeft op verzoek van de raadsvrouw van klaagster geadviseerd over mogelijk verkeerde medische behandeling van klaagster. Klaagster verwijt de arts haar niet serieus te hebben genomen en betrokken artsen te hebben beschermd. RTG wijst de klacht af. CTG verwerpt beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.115 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., arts, werkzaam te D., verweerder in beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellante - hierna klaagster - heeft op 29 januari 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 januari 2011, onder nummer 1001h, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft geen verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 mei 2012. Partijen waren niet ter terechtzitting aanwezig. De arts heeft bericht van verhindering gezonden. Omdat klaagster niet op de zitting verscheen, heeft de secretaris voor de aanvang van de behandeling van de zaak, daarover telefonisch contact met klaagster opgenomen. Klaagster, die niet zelf aan de telefoon wenste te komen, gaf via haar partner te kennen dat zij het beroep bij haar brief van 20 april 2012 aan het Centraal Tuchtcollege, ingekomen op 23 april 2012, had ingetrokken en daarom niet was verschenen. De secretaris heeft toen aan de partner van klaagster meegedeeld dat naar het oordeel van het College de inhoud van die brief in redelijkheid niet als intrekking van het beroep kan worden opgevat zodat de behandeling van het beroep doorgang zou vinden.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder heeft van de advocaat van klaagster in het kader van een haalbaarheids-onderzoek opdracht gekregen hem te informeren over de mogelijk verkeerde medische behandeling van klaagster. Aan deze opdracht heeft verweerder gevolg gegeven.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Verweerder heeft klaagster niet serieus genomen en heeft onprofessioneel gehandeld. Hij beschermt artsen. Hij heeft documenten niet gebruikt, heeft leugens over recidive, hij heeft niet met klaagster gesproken en heeft de belangen van artsen gesteld boven die van klaagster.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder vraagt zich in de eerste plaats af of klaagster wel ontvankelijk is.       

Subsidiair voert hij het volgende aan.

Het is niet gebruikelijk een slachtoffer als klaagster uit te nodigen voor een gesprek, tenzij daarvoor expliciete redenen zijn, waarvan in dit geval geen sprake was. Het dossier was duidelijk. Het door klaagster genoemde document, zijnde de verwijskaart van de huisarts van 8 mei 2006, heeft verweerder nooit gehad. De inhoud is verweerder onbekend. Het commentaar van klaagster op het feit of al dan niet sprake was van een recidief erysipelas maakt voor verweerder niet duidelijk welk verwijt hem treft.

Verweerder heeft klaagster wel degelijk serieus genomen en artsen niet beschermd. Hij heeft duidelijk gemaakt dat diverse artsen verkeerd gehandeld hebben.

5. De overwegingen van het college

Op basis van de in de klacht gestelde feiten zal het college klaagster ontvankelijk verklaren, nu de gestelde feiten een handelen of nalaten betreffen in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg.

De klacht is echter wel kennelijk ongegrond, zulks op basis van het hiervoor weergegeven verweer dat door het college geheel wordt gevolgd en als hier herhaald dient te worden beschouwd.

Het college merkt ten behoeve van klaagster nog op dat bij dit oordeel rekening is gehouden met het commentaar van klaagster op het proces-verbaal van de hoorzitting, hetgeen geen verandering in het oordeel heeft gebracht.”

3.         Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2. De feiten.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Klaagster heeft met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voorgelegd.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege.

Conclusie uit het voorgaande is dat het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. M. Wigleven, leden-juristen en B.P.M. Schweitzer en dr. R. Heijligenberg, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen , secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juli 2012.     Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.