ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2247 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.114

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2247
Datum uitspraak: 24-07-2012
Datum publicatie: 24-07-2012
Zaaknummer(s): c2011.114
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Huisarts heeft op verzoek van medisch adviseur van klaagster deskundigenrapport uitgebracht. Klaagsters klacht betreft de bejegening en de inhoud van het rapport. RTG is van oordeel dat de bejegeningklacht niet is komen vast te staan en dat het rapport voldoet aan de daartoe te stellen eisen. RTG wijst de klacht af. CTG bevestigt het oordeel van het RTG en verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.114 van:

A., wonende te B., appellante,  klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te D., verweerder in beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellante - hierna klaagster - heeft op 12 januari 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 januari 2011, onder nummer 1001g, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft in zijn reactie op het beroepsschrift bij brief van 10 april 2011 verwezen naar zijn in eerste aanleg ingediende verweerschrift.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 mei 2012. Partijen waren niet ter terechtzitting aanwezig. De arts heeft bij brief van 23 februari 2012 bericht van verhindering gegeven. Omdat klaagster niet op de zitting verscheen, heeft de secretaris voor de aanvang van de behandeling van de zaak, daarover telefonisch contact met klaagster opgenomen. Klaagster, die niet zelf aan de telefoon wenste te komen, gaf via haar partner te kennen dat zij het beroep bij haar brief van 20 april 2012 aan het Centraal Tuchtcollege, ingekomen op 23 april 2012, had ingetrokken en daarom niet was verschenen. De secretaris heeft toen aan de partner van klaagster meegedeeld dat naar het oordeel van het College de inhoud van die brief in redelijkheid niet als intrekking van het beroep kan worden opgevat zodat de behandeling van het beroep doorgang zou vinden.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder heeft op verzoek van de medisch adviseur van klaagster een deskundigenrapport uitgebracht.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster heeft klachten over de benadering door verweerder tijdens het interview en over de inhoudelijke beoordeling door verweerder in het rapport.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder is van mening dat hij correct, zorgvuldig en ook inhoudelijk juist heeft gehandeld en gerapporteerd.

5. De overwegingen van het college

Op basis van de door klaagster gestelde feiten is de klacht naar het oordeel van het college ontvankelijk.

Voor zover sprake is van een bejegeningsklacht is de klacht niet komen vast te staan.

In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van de klagende partij in beginsel niet gegrond worden bevonden.

Dat berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

De rapportage van verweerder zoals door verweerder is uitgebracht, wordt volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege aan de hierna volgende criteria

getoetst:

1. wordt in het rapport op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op

welke gronden de conclusie van het rapport steunt,

2. vinden de in het rapport uiteengezette gronden aantoonbaar voldoende

steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen van het rapport,

3. kunnen bedoelde gronden de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen,

4. beperkt de rapportage zich tot de deskundigheid van de rapporteur en

5. kon de methode van onderzoek teneinde tot beantwoording van de

voorgelegde vraagstelling te komen tot het beoogde doel leiden, en/of heeft de

rapporteur daarbij de grenzen van redelijkheid en billijkheid niet overschreden.

Vakkundigheid en zorgvuldigheid worden daarbij ten volle getoetst. Ten aanzien van

de conclusie van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.

Het college is van oordeel dat de rapportage van verweerder aan alle hiervoor genoemde criteria voldoet.

Het college acht de klacht kennelijk ongegrond

Het college merkt ten behoeve van klaagster nog op dat bij dit oordeel rekening is gehouden met het commentaar van klaagster op het proces-verbaal van de hoorzitting, hetgeen geen verandering in het oordeel heeft gebracht.”

3.         Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2. De feiten.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Klaagster heeft met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voorgelegd.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege.

Conclusie uit het voorgaande is dat het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en

mr. M. Wigleven, leden-juristen en B.P.M. Schweitzer en F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juli 2012.            Voorzitter   w.g.                     Secretaris w.g.